[Bokel]
BOKEL. Leenadel uit Schieland, geslacht, dat groot belang heeft voor de oudste geschiedenis der stad Rotterdam en omgeving. Het stamde wellicht uit het geslacht van Rodenrise, waarvan reeds in 1156 en 1168 Daniel wordt vermeld. Als een zijtak der Bokels hebben wij het geslacht van Matenesse te beschouwen, waaruit weder dat van Spangen sproot. De eerste, die voorkomt, is Dirk (1) B. onder de edelen van Holland genoemd in 1200, 1215 en 1216, na hem in 1226 en 1245 Gijsbrecht B. (1), daarna Dirk B. (2), in 1266 en 1273 ridder. Meer dan de namen zijn ons van deze edelen niet bekend. In 1285 komt weer een Gijsbrecht B. (2) voor, die zijn ambacht, palende ten westen aan Rotterdam (het omvatte ongeveer de latere ambachten Bokelsdijk, Blommersdijk en het Roode Zand), omstreeks dien tijd bedijkt heeft; hij bouwde er misschien, bezat er althans, het huis Wena, aan den rechteroever der Rotte, even beneden den dam in die rivier. Hij was ridder en zeer in aanzien onder Floris V en Jan I, in 1285 borg voor de heeren van Aemstel, m 1288 voor den heer van Woerden, en overl. vóór 1296, twee zoons nalatend: Gijsbrecht (3) en Herman, welke laatste volgt na den tak van zijn broeder.
Gijsbrecht (3) komt reeds in 1285 met zijn vader als borg van Aemstel voor; na den moord op graaf Floris V maakte Wolfert van Borselen, die onder den jongen Jan I oppermachtig was, er gebruik van de goederen der borgen te verbeuren; na diens dood werd heer Gijsbrecht in zijn bezit hersteld, doch omgebracht bij den moord van Vere (Mei 1301); hij liet drie kinderen na: Dirk (3), Gijsbrecht (4) reeds dood in 1306, en Baerte. Dirk (3). ridder, was heer van Rotterdam, dat in dien tijd als stad opkwam, droeg 1306 het huis Wena aan heer NicoIaes van Putten, die in de buurt goederen bezat, op en ontving het weder van hem te leen, ook bezat hij Bleiswijk; hij was zeer in aanzien onder graaf Willem III en overleed tusschen 1334 en 1336. Zijne eenige dochter Agniese had in 1327 het recht verworven op te volgen, behalve in de rechten op Rotterdam, welke na haars vaders dood den graaf toekwamen. Zij huwde na 1336 Simon van Benthem (zie I kol. 292) ridder, gesproten uit den tak der graven van Bentheim, welke zich in Holland gevestigd had;