[Blankenheym, Carolus Jacobus]
BLANKENHEYM (Carolus Jacobus), geb. 15 Nov. 1767 te Rotterdam, overl. aldaar 18 Juni 1835, was een zoon van Gerardus Blankenheym en Allegunda de Luyk. Nadat hij als roomsch-katholiek eerst van de regeering uitgesloten was geweest, maakte de omwenteling hem in 1796 schepen, wat hij tot 1802 bleef. In 1806 werd hij opnieuw in dit college benoemd, terwijl hij van 1803-1808 ook in een kleiner stedelijk college zitting had. In dit laatste jaar werd hij benoemd tot wethouder, welke titel in 1811 veranderd werd in dien van adjunct-maire. Van Juni-Nov. 1813 bekleedde hij het burgemeesterschap. Tot zijn dood was hij verder bijna onafgebroken lid van de municipaliteit of den raad, en van 1824-1835 van het college der wethouders, terwijl koning Lodewijk hem em zijn verdiensten benoemd had tot staatsraad in buitengewonen dienst. Sinds 1833 was hij bovendien lid der Provinciale Staten. Hij was 13 April 1791 te Rotterdam gehuwd met Maria Mosmans van 's Hertogenbosch.
Bij gelegenheid van zijn benoeming tot maire verscheen een gedicht van H. Hillebrand, Het verheugd Rotterdam enz.
Zie: Bronnen Gesch. Rott. I en Rott. Historiebl. II. 231, 312 vIg. en 352 vlg., waar enkele onjuistheden voorkomen.
Moquette