[Beyer, Jan de]
BEYER (Jan de), ged. 30 Sept. 1703 te Aarau in Zwitserland, en in hoogen ouderdom in de buurt van Kleef gestorven, was de zoon van Johann Jacob de Beyer en Maria Barbara Frisch. In zijn jeugd was hij vaak te Amsterdam en leerde daar teekenen van Corn. Pronk. Op vele reizen door het geheele land en aangrenzende gewesten, heeft hij in de manier van zijn meester een zeer groot aantal stads- en dorpsgezichten, afbeeldingen van kerken en kasteelen enz. met groote nauwkeurigheid geteekend, en niet het minst door zijn ijver is de topographische kennis van ons land omstreeks het midden der 18de eeuw vrij groot. Tot ongeveer 1750 had hij gewoond te Vierlingsbeek, maar daarna vestigde hij zich te Amsterdam, waar hij onder leiding van J.M. Quinkhard ook begon te schilderen, en na een tweejarigen leertijd een teekenschool opende, die hij eerst in zijn eigen huis hield, maar die hij later wegens den grooten toevloed van leerlingen naar de herberg ‘de Zon’ verlegde. In zijn ouderdom trok hij zich in de omgeving van Kleef terug. Zijn eenig bekende schilderij is een gezicht op de binnenplaats van het Leprozenhuis te Amsterdam, in het stadhuis aldaar. Van zijn vele teekeningen zijn er een aantal door H. Spilman, P. van Liender e.a. gegraveerd. Zelf heeft hij ook eenige etsjes gemaakt. Zijn door Quinkhard geschilderd portret is door P. Tanjé gegraveerd voor het werk van van Gool, maar niet daarin opgenomen. In Museum Fodor te Amsterdam is zijn portret geteekend door C. Troost, in de verzameling van den heer Gerritsen te 's Gravenhage een door P. Louw geteekend.
Zie: van Gool II, 199, 200; van Eynden & van der Willigen II, 37-39; Brun, Schweiz. Künstlerlexikon, in voce; Thieme und Becker, Allg. Lexikon bild. Künstler, in voce; Bouwkunst IV (1912) 1 vv.
Moes