zijne betrekking en week met zijn gezin uit naar de Noordelijke Nederlanden. In Augustus 1586 liet hij zich te Leiden als jurist inschrijven en in het voorjaar van 1587 trachtte hij daar notaris te worden, wat hem niet gelukt schijnt te zijn. Spoedig verliet hij Leiden, waar hij vriendschap had gesloten met Jan van Hout, en werd - waarschijnlijk in 1588 - rector der latijnsche school in Zalt-Bommel. Hij wist zich in het kleine plaatsje te schikken en klaagde er alleen over, dat er geen enkele boekverkooper was en hij zoo moeilijk boeken kon krijgen.
Zijn vrijen tijd besteedde Caspar van Baerle, evenals verscheidene zijner broeders, aan het schrijven van latijnsche gedichten. Zijne oudere verzen dragen geen bepaald karakter, maar die welke hij tijdens zijn verblijf te Bommel schreef, zijn eigenaardig. Hij gaf nl. jaarlijks eene serie gedichten, deels in het Latijn, deels in het Hollandsch, waarin gezinspeeld wordt op de krijgsbedrijven, die in dat jaar hadden plaats gehad, en Maurits wordt verheerlijkt. Zoo wordt b.v. in 1588 gejuicht over de nederlaag der Armada, in 1592 over het innemen van Steenwijk en Koevorden, in 1594 over dat van Groningen. Er zijn zeven van zulke serieën in hs. over (1588-1594). Toen prins Maurits in 1591 op zijne reis naar Breda te Bommel kwam, bood van Baerle hem eenige dier verzen aan en ontving daarvoor een geschenk. Het eigenaardige dier gedichten is verder, dat zij door de scholieren op straat werden gezongen - zij waren op muziek gezet door Gerard Wolpard - en wel op den naamdag van St. Martinus, den patroon van Bommel; dit wettigt het vermoeden, dat zij moesten dienen, om de oude Sint-Maartensliedjes te verdringen.
Caspar van Baerle liet zijn gezin in vrij droevige omstandigheden achter. Zijne vrouw is later naar Bremen gegaan met hare twee dochtertjes - alle drie zijn daar gestorven - terwijl de zoons hier te lande bleven. De gedichten van Caspar van Baerle zijn nooit gedrukt, maar berusten in hs. in de leidsche en utrechtsche bibliotheek, waar zich ook enkele brieven van hem bevinden.
Zie: J.A. Corvinus, Lyk-reeden op 't Overlyden van .... Caspar van Baerle (den zoon) .... Vertaelt....door B. van Elslandt.... (Amst. 1648) 7; J.A. Worp in Oud- Holland III (1885), 242-245; dezelfde in Historische Avonden, 2de bundel (Groningen 1907) 476-481.
Worp