[Woord vooraf]
Het tweede deel van het Biografisch Woordenboek is thans voltooid en wij mogen hopen, dat ook zij, die bij den opzet van het werk aan de deugdelijkheid van het aangenomen stelsel twijfelden, thans zich gewonnen moeten geven gelijk wij zelf voortdurend versterkt zijn in onze meening, dat ons stelsel boven het streng alfabetische de voorkeur verdient. Natuurlijk ontkennen wij ook nu niet, dat er bezwaren aan verbonden zijn: de biografieën zijn niet volkomen gelijkmatig bewerkt; maar dat is het geval ook in de biografische woordenboeken met alfabetische volgorde, waar de artikelen door een aantal medewerkers - wij tellen er thans meer dan 150 - worden geleverd in hoofdzaak onder eigen verantwoordelijkheid voor het geschrevene. Het is ons lang niet altijd mogen gelukken bijtijds alle biografieën te verkrijgen van tot dezelfde familie behoorende personen: eischen van tijd en gelegenheid kwamen hier dikwijls storend tusschenbeide, al werd er naar gestreefd dit doel te bereiken. Er bleven ondanks alle zorg behalve drukfouten ook werkelijke fouten over, die soms in latere artikelen konden worden verbeterd of wel in latere deelen verbeterd zullen worden, hetzij in de registers, hetzij in nader onder den zelfden persoonsnaam op te nemen artikelen. Het viel verder dikwijls moeilijk toezicht te houden op de in de bibliografische opgaven door de auteurs aangevoerde titels: alleen de bewerker toch kan geacht worden daarvan geheel op de hoogte te zijn, ofschoon sommige bewerkers blijkbaar van meening waren, dat de redactie zelve hier aanvullend behoorde op te treden, wat zij in vele gevallen ten slotte ook wel moest doen ter wille van het werk.
De arbeid der redactie was inderdaad ook bij dit deel zeer bezwaarlijk maar zij mocht zich verheugen in de welwillende gezindheid van bijna alle medewerkers, die zich bereid toonden ter wille van het geheel sommige eigenaardigheden van stijl en opzet, sommige voor bestrijding vatbare opvattingen te wijzigen naar den wensch der redactie. Aan onze medewerkers zijn wij ook in dit opzicht dank verschuldigd; wij verheugen ons zeer bij de overgroote meerderheid hunner het inzicht van de noodzakelijkheid van dergelijke opofferingen van eigen meeningen ter wille van het geheel te hebben gevonden. Dank, hartelijken dank wenschen wij hier ook te brengen aan de nagedachtenis van onzen goeden vriend E.W. Moes, die zoo onbekrompen zijne sinds vele jaren verzamelde waardevolle aanteekeningen tot onze beschikking stelde ten einde de artikelen van de noodige iconografische gegevens te kunnen voorzien. Ook wij zullen zijne voorlichting zeer missen.
Wij hopen bij de verdere bewerking den totnogtoe verleenden steun te blijven genieten en zoo het werk over een tiental jaren gelukkig te kunnen beëindigen.
P.C. MOLHUYSEN.
P.J. BLOK.
Leiden, November 1912.