[Wijck, Jhr. Mr. Hubert Matthijs Adriaan Jan van Asch van]
WIJCK (Jhr. Mr. Hubert Matthijs Adriaan Jan van Asch van), heer van Prattenburg geb. te Utrecht 14 Oct. 1774, overl. huize Henschoten onder Woudenberg 16 Juli 1843, zoon van Michiel Anthony v.A.v.W. en van Cornelia Snoeck. Hij studeerde te Leiden en promoveerde er 3 Dec. 1798 op een dissertatie de Origine atque progressu dominii. Niet van zins zijnde om advocaat te worden gedurende de woelige dagen aan het einde der 18de eeuw, liet hij zich eerst in 1804 te Utrecht als zoodanig inschrijven, toen de gemoederen wat gekalmeerd waren. In 1810 werd hij Iid der vroedschap aldaar, welke betrekking hij na de inlijving neerlegde. In 1813 nam hij deel aan het provinciaal bewind zijner vaderstad, maar moest die betrekking opgeven door zijn benoeming tot advocaat-fiscaal voor de middelen der Prov. Utrecht in 1814. In 1822 werd hij lid der Tweede Kamer, waarin hij achttien jaar zitting had. Gedurende dien tijd werd hij lid van onderscheidene staatscommissies. In 1827 werd hij benoemd tot burgemeester van Utrecht, welke betrekking hij bekleedde tot 1839. Gedurende eenige jaren was hij voorzitter van de Tweede Kamer. Niet lang daarna verwisselde hij het lidmaatschap daarna met dat der Eerste. In 1833 werd hij verheven in den adelstand. Eenigen tijd daarna werd hij tot staatsraad in buitengewonen dienst benoemd. Hij heeft veel over waterstaatsrecht geschreven en gaf veel bijdragen in het Tijdschrift voor Geschiedenis, Oudheden en Statistiek van Utrecht. Sinds 1832 was hij lid van de Maatschappij der Ned. Letterkunde en van het Prov. Utrechtsch Genootschap, waarvan hij tevens directeur was. Behalve een steendruk van M. Mourot, naar een schilderij van Wonder, bij zijn levensbericht in den Utr. Volksalmanak voor 1844, bestaat
er ook nog een door Frankenhuysen op steen geteekend portret.
Hij was gehuwd te Amsterdam 17 Oct. 1807 met Kenau Hasselaer, geb. Amst. 11 Dec. 1786, overl. te Utrecht 19 Febr. 1827, dochter van Pierre Alexander en Anna Margaretha Lijnslager; toen hij overleed liet hij vier zoons na en twee dochters, Jeanne Henriette Hubertine gehuwd met den resident van Djocjacarta jhr. Mr. Willem Carel Emile de Geer, en Anna Cornelia Alexandrina Louisa, geh. met den hoogleeraar Mr. Barthold de Geer.
Zie: Siegenbeek in de Handl. Letterk. 1844, 5-12; J.I.D. Nepveu in Utrechtsche Volks-almanak 1844, 197.
Breukelman