Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 1
(1911)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 1573]
| |
der Nederlanden, sedert de troonsbeklimming zijns vaders in 1849 Prins van Oranje, geb. te 's Gravenhage 4 Sept. 1840, gest. te Parijs 11 Juni 1879, oudste zoon van Willem III, koning der Nederlanden, en Sophia Frederica Mathilda, prinses van Wurtemberg. Hij werd, o.a. in de inrichting van de Raadt te Voorschoten zorgvuldig opgevoed en studeerde (ing. 15 Oct. 1856) te Leiden, bezat groote gaven en vertoefde op lateren leeftijd dikwijls en, vooral na den dood zijner moeder, aan wie hij zeer gehecht was, lang achtereen te Parijs, waar hij onverwacht overleed. Hij was ongehuwd gebleven en had zich, bij velerlei oneenigheid met zijn vader, met de staatszaken weinig ingelaten, wat door hen, die hem hadden leeren kennen en bij wie hij zeer bemind was, zeer betreurd werd, daar men zich van zijne bemoeiingen veel goeds had voorgesteld ten opzichte van de binnenlandsche staatkundige bezwaren in de jaren der regeering zijns vaders omstreeks 1866 en later. Zijn vroege en droevige dood eenzaam buitenslands maakte in den lande een diepen indruk. De Maatschappij Arti et Amicitiae te Amsterdam bezit zijn in 1860 door N. Pieneman geschilderd portret. Vgl.: Vorsterman van Oyen, Het Vorstenhuis Oranje-Nassau, 156. Blok |
|