[Waleson, Jacobus Antony]
WALESON (Jacobus Antony), geb. te Breda 16 Sept. 1807, overl. te Padang 26 Aug. 1882, zoon van Johannes Waleson en van Maria Catharina Nicaise, trad in 1826 in mil. dienst, gaf, als sergeant bij de grenadiers, les in den wapenhandel aan den erfprins (later koning Willem III), werd in 1831 benoemd tot 2en luit. der inf. en maakte in dien rang den Tiendaagschen Veldtocht mede; werd in 1836 op verzoek overgepl. naar Indië, in dat jaar 1e luit., 1840 kapt., 1846 maj., 1851 luit.-kol., 1856 kolonel, 1862 gen.-maj., 1869 gepens. Hij diende als kapt. op Sum. W.K. onder Michiels, en diens schoonzoon A. van der Hart, die hem hoog waardeerden; was in 1856 aanvoerder van de expeditie naar de Lampongs en gouv.-comm. voor de regeling van het burg. bestuur aldaar, een en ander met volledig succes. In 1859 was hij, onder generaal E.C.C. Steinmetz, 2e comm. der 1e bonische exp., en trad hij na diens verwonding als bevelhebber op in afwachting dat een grootere troepenmacht onder gen. J. van Swieten het aangevangen werk zou voltooien.
Toen, in 1865, de comm. van het leger, luit.-gen. C.P. Schimpf, ontslag had gevraagd was W. de oudste generaal-maj. Hij verzocht echter, voor het legerbevel buiten aanmerking te blijven omdat hij den gen.-maj. A.J. Andresen er geschikter voor achtte en zijn ‘eerzucht meer dan voldaan’ was; ofschoon ouder in ancienneteit, ‘zou het hem een eer zijn onder een man als A. te dienen’. Met diens aftreden in 1869 verliet ook W. het leger, waarbij hij wegens karakter en militaire eigenschappen zeer geëerd was.
Hij was ridder 3e kl. der M.W.O.
Geschriften van zijne hand: Bijdr. tot de gesch. der 1e Bonische exp. en Boni in 1858 en 1859, in Ind. Mil. Tijdschr. 1873 en 74.
Zie voorts: E.B. Kielstra, Sum. W.K. 1841-49 in Bijdr. T.L. en Vk. van N.I. 5e volgr. VI, vierde hoofdstuk; A.W.P. Weitzel, de Lampongs in 1856, (Gor. 1862); E. de Waal, Onze Ind. fin. V.; M.T.H. Perelaer, De Bonische exp. (Leiden 1872).
Kielstra