waar hij door stranding de ‘Afrikaansche Galei’ verloor, de twee Gebroeders (Takaroa), Dageraad (Manihi), Avondstond (Apotaki), Meerderzorg (Aroetoea), Goede Verwachting (Rangiroa), als mede Verquickingseiland (Makatea). Hier begin Juni aangekomen zijnde en te weinig vindende ter verkwikking zijner door scheurbuik geteisterde bemanning, werd in den breeden raad wel het denkbeeld overwogen om het Nieuw-Zeeland van Tasman op te zoeken, en daarna rond Kaap Hoorn terug te keeren, maar verworpen als te gewaagd met het oog op den toestand van manschap en victualie, welke laatste, hoofdzakelijk ten gevolge van slechte berging, oneetbaar geworden was. R. was nu genoodzaakt langs den zelfden weg als Schouten en le Maire zijnen weg te vervolgen en eindigde met hetzelfde lot te deelen. Ook om van den Oostmoesson in den O.I. Archipel nog voordeel te kunnen trekken, werd met groote haast westwaarts gekoerst, waarbij men de twee noordelijkste der Gezelschapseil., het Vuyle Eil. (Rose-eil), de Boumanseil. (Manoea-groep), als mede Thienhoven (Toetoeila) en Groningen (Oepoeloe) en dus de Samoa-eilanden ontdekte, maar alleen het eiland Manoea aandeed.
18 Juli, datum, waarop het afschrift van het journaal van Roggeveen eindigt, bevond men zich ten noorden van de eilanden Nieuw-Mecklenburg en
Nieuw-Hannover; uit verhalen en ambtelijke bescheiden weten wij echter, dat men bij die eilanden, alsmede op de Maetsuyckers reede van Tasman ter noordkust van N.-Guinea ten anker kwam, voor water en vruchten, na half Aug. tusschen Waigeoe en Djilolo doorzeilde, namens de O.I.C. bij den Westhoek van Boeroe in de laatste dagen dier maand werd aangepraaid en 9 Sept. te Japara aankwam; 2/3 der oorspronkelijke bemanningen was toen aan scheurbuik bezweken. Zich grondende op het recht der O.I. Comp. om alleen eigen schepen in hare wateren te dulden, lieten de gouv.-gen. Zwaardecroon en de Raad van Indië de schepen bij aankomst te Batavia op 3 Oct. in beslag nemen en de ladingen, hoofdzakelijk bestaande uit Neurenburger waar en ruilartikelen, ten eigen bate verkoopen; het protest door R. ‘met eene zonderlinge magnificencie en ernst geuit’, evenmin als zijn schriftelijk betoog vermochten iets uit te werken. Hem en zijne resteerende metgezellen zond men 3 Dec. per retourvloot onder Mr. Joan v. Strijen en v.d. Grip naar het vaderland terug, waar zij in Juli 1723 aankwamen. Hoewel de bewindhebberen der O.I.C. zich beriepen op de limiet van N.-Guinea, in haar octrooi bepaald, durfde zij, na het gebeurde met Schouten en le Maire, geen proces afwachten en bood aan te betalen een schadevergoeding van ƒ 120.000 eens gegeven gelds, alsmede de gages van het scheepsvolk van Batavia tot aan de havens dezer landen, een schikking, waarmede genoegen genomen werd bij tractaat van 2 Maart 1725.
R. zette zich weder neer in zijne geboortestad, alwaar hij zijne overige levensdagen in zeer onafhankelijke omstandigheden heeft gesleten. Hij gaf het 4e deel van 's Werelds afgod uit en hoewel daarover niet rechtstreeks lastig gevallen, zoo zullen de spotternijen van Ds. Tuinman c.s. hem toch vermoedelijk weerhouden hebben, om de onjuiste verhalen, over de rampspoedige reis, nog tijdens zijn leven in het licht gegeven, te weerspreken. Hij is nimmer gehuwd geweest.
Hij was een man van een wijsgeerigen en, na zijne bekeering van het Spinozisme, ook van zeer kerkelijken zin; vol standvastigen belangeloozen ijver voor hetgeen hij als waar en goed