wie hij in 1787 zijn Catechismus opdroeg: Maria Johanna Apolonia Reynvaan, die na het overlijden van haar vader met haar echtgenoot met den O.I. koopvaardij-kapitein Hammendal in Duinkerken ging wonen, Johanna Anthonetta Reynvaan en Joos Verschuere Reynvaan geb. 1777, overl. 1796. In 1781 was hij eigenaar van de geschriften (handschriften?) van den predikant Carolus Tuinman (overl. te Middelburg 5 Nov. 1728), door hem bij erfenis verkregen (Mengeldichten, in gezangen IV), wiens Keurstoffen in 1781 door hem werden uitgegeven. Zijn denkwijze kan gekend worden uit zijn aansluiting bij de vrij-metselaarsloge te Vlissingen L'astre de l'Orient, opgericht in 1792 (H. Maarschalk, Geschied. v.d. orde der vrijmetselaren in Nederland 64), waarvoor hij in 1799 een bundel Gezangen dichtte, in 1801 een aantal gezangen uit La lire maçonne (La Haye, R. van Laak 1763, 1766 (?), 1775, 1787) vertaalde en in handschrift samenstelde een Kanonnade op alle de rangen. Als musicus heeft hij behartigd de melodieën, die zouden behooren tot het nieuwe maçonnieke liederboek, waartoe Willem Holtrop het initiatief had genomen (Maarschalk t.a. p. 93); het Gezangboek voor vrijmetselaren in Oct. 1806 te Amsterdam verschenen bij J.S. van Esveldt Holtrop is echter zonder muzieknoten; de toezegging (p. vii), dat deze zouden volgen, is niet nagekomen, waaraan blijkbaar schuld is het kort daarop gevolgd overlijden van Reynvaan.
Zijn beteekenis ligt in zijn werkzaamheid op muzikaal gebied. In Vlissingen gaf hij academische colleges over de muziekwetenschap (Catechismus V). Leerling van den violist Gerzonius, van elders niet bekend en van den organist en klokkenist Benjamin Bouchard, beiden te Middelburg achtte hij zelf in 1795 (Kunst-woordenboek 614) zijn composities verwand aan die van de in Nederland levende musici P.J. van den Bosch, waarmede hij moet bedoelen den organist van de kathedraal van Antwerpen, overl. 1803, Egbertus van Eem, J.P.A. Fischer, Christian Ernst Graaf, Joh. A. Just, Christian Friedrich Ruppe en Jacob Tours; de juistheid hiervan blijve in het midden bij ontstentenis van het noodige documenteele materiaal. Van der Straeten, die bekendheid had aan eenige zijner instrumentaal-composities, opgenomen in een handschriftje geschreven door J. van der Haeghen, organist te Laerne in Oost-Vlaanderen, stelt ze niet hoog (La musique aux Pays-Bas IV, 356). In de bibliografie hieronder zijn ze weggelaten, omdat het blijkbaar fragmenten uit zijn gedrukte muziekstukken in afschrift zijn. Tegenover de muziekwetenschap daarentegen is zijn verhouding geheel anders; zijn geschriften en met name zijn onvoltooid gebleven Kunst-woordenboek, zijn nog steeds boeken, waarmede rekening gehouden moet worden. De volgende lijst zijner geschriften is uit onderscheidene gegevens opgemaakt, waarbij valt op te merken, dat de titels gemerkt met een sterretje worden geciteerd, en dat zijn ongedateerde muziekstukken gechronologiseerd zijn tusschen 1765 en 1769, op grond van hetgeen gezegd wordt door Brahe, Kerkelijke redenvoering (Middelb. 1769) 42.
Bibliografie: * De privilegiis studiosorum nec non scientiarum doctorum (Harderovici 1765); *6 Klaviersonaten met viool Op. 1; *Concert voor het klavier met 3 violen en bas. Op. 2; *Concert voor het klavier, met 2 violen of dwarsfluiten Op. 3; *Muziekstuk uitgevoerd bij gelegenheid van Vlissingen's tweede eeuwfeest (1722) (waarschijnlijk niet gedrukt); Mengeldichten, in gezangen op muziek