hield hij met zijne gemeente in het geheim nog eene nachtelijke samenkomst - was hij nog eenige jaren te Frankfort en te Hanau. Beiden gemeenten droeg hij als blijk van erkentelijkheid nog een boekje op: Consolation de la conscience troublée. Van zijne hand is nog eene fransche vertaling van het Hooglied, opgedragen aan de gemeente te Wesel. Eenige zijner brieven aan Regnerus Solenander, lijfarts van den hertog van Kleef, zijn nog bewaard gebleven uit de jaren 1583 en 1593. Over zijne vertaling van de Bekentenissen van Obbe Philips zie: Catalogus van de Bibl. der Vereen. doopsgezinde gem. te Amst. II, 195v.; S. Hoekstra, Beginselen en leer der oude doopsgezinden (Amst. 1863) 16-20, 177, 184 en dez. in Doopgez. bijdr. 1884, 16-24.
Zijne afkomst is ons niet bekend, evenmin als de datums van zijne geboorte en dood. Zijn zoon Charles volgt. Zijne andere zonen Daniël, Henri en Pierre wijdden zich eveneens aan het predikambt; Jean werd jurist.
Zie: J. Reitsma, Franciscus Junius (Gron. 1864) 40, 50; H.C. Rogge, Joh. Wtenbogaert I (Amst. 1874) 56; C.D. Sax jr., Carolus Niellius (diss. Leiden, 1896) 9-11; Werken Marnix-Vereeniging, Serie III, dl. V, 58; Wolters, Reformationsgesch. der Stadt Wesel (Bonn 1868) 371; Haag, France protestante i.v.; Reitsma en van Veen, Acta II, 172; Rutgers, Acta, 85, 118, 284, 309; F.S. Knipscheer, Vestiging der Geref. Kerk in Noord-Holland in Archief voor Kerkgesch. 1907, 276; dez., Inv. en waard. der Geref. Belijdenisschr. in Ned. vóór 1618 (Leiden 1907) 38; J.J. van Toorenenbergen, Eene bladzijde uit de gesch. der Ned. Geloofsbel. ('s Gravenh. 1861) 14; B. van Meer, De Synode te Emden ('s Gravenh. 1892) 212, 245, 261; F.W. Cuno, Franc. Junius der Aeltere (Amst. 1891) 17, 21, 24; Dodt van Flensburg. Iets over Daniël de Niëlles en zijn vader in Tijdschr. v. Gesch., Oudh. en Statist. v. Utr. 2. S. II, 134, 160.
Knipscheer