heid, werd hij reeds in 1521 op gunstige voorwaarden tot rector te Gouda beroepen, maar toen Kempo in het volgende jaar naar Zwolle vertrok, keerde N. naar Alkmaar als hoofd der school terug. Hij bezorgde haar weder een goeden naam, zoodat Alardus van Amsterdam hem in een brief van 1529 daarover zijne blijdschap te kennen gaf en hem ook leerlingen toezond om wijs, verstandig, kloek en keurig in het spreken te worden. Daar Johannes Hobingius hem Nov. 1537 opvolgde, moet hij vóór dien tijd de stad verlaten hebben, om te Leuven in het collegie van St. Hieronymus de fraaie letteren te onderwijzen. Na den dood van Conradus Goclenus volgde hij dezen op als hoogleeraar aan het Collegium Buslidianum, zijn ambt 1 Febr. 1539 aanvaardende met eene oratie over de Ars poetica van Horatius. Hij verwierf zich de achting en vriendschap der geleerdste mannen van zijn tijd, inzonderheid van den bisschop van Atrecht, Granvelle, die hem met een kanunnikaat - want N. was priester - begunstigde. Jacobus Flesque (Fiesco) genuëesch edelman en bisschop van Savona, die zijn leerling geweest was, trachtte hem onder belofte eener groote jaarwedde naar Italië te lokken, maar hij bleef de hoogeschool te Leuven tot zijn einde getrouw. Cornelius Valerius, die N. op diens wensch opvolgde, hield op hem de lijkrede. In de St. Pieterskerk te Leuven, waarin N.
begraven werd, is door zijn leerling Sigismund Friedrich Fugger, baron van Kirchberg, een epitaphium tot zijne gedachtenis geplaatst.
Van zijn talrijke werken noemen wij: Miscellanea (Lov. 1548); Paraphrasis in Cant. Canticorum (Lov. 1554); Commentaria in Virg. Bucolica (Bas. 1559) en op de Ars Poetica van Horatius (achter de Hor. ed. van L. Torrentius, Antv. 1608); tal van oraties, o.a. de Oratio de obsidione Lovaniensi, adj. est dialogus de milite peregrino (Lov. 1543); vertalingen: Catonis et Phocionis Vitae ex Plutarcho (Lov. 1540); Leges municipales civium Mechlinensium (Lov. 1552); Athanasii Opera (Bas. 1556). Bon. Vulcanius, die zijn leerling is geweest, maakte een Index librorum quos scripsit P.N., thans hs. Vulc. 108 fasc. 20 der leidsche bibl. Aldaar ook eenige hss. van hem. Zie Codices Vuicaniani (L.B. 1910) 50, en reg.
Ph. Galle heeft zijn portret voor de Icones van Miraeus gegraveerd.
Zie: L.A. Kesper, Geschied. van het Gymnasium te Gouda; H.E.v. Gelder, Gesch. der Lat. School te Alkmaar.
Bruinvis