de men zich tot den Hoogen Raad, die, van gepleegde onregelmatigheden overtuigd, op menschelijker behandeling en onpartijdiger berechting van den beklaagde aandrong. Nochtans werd er met de zaak geen voortgang gemaakt en bleef H. geboeid en buiten toegang. In Febr. 1742 riep zijne vrouw de tusschenkomst in der Staten van Holland, die 8 Aug. goedvonden, om, ongeprejudicieerd de rechten der heeren van Callantsoog, de procedure voor leenmannen te staken en haar over te brengen voor
het hof. H. werd 7 Oct. overgebracht naar de Voorpoort en het hof besliste 5 Apr. 1743, dat de tegen hem gedane aanklacht bestond uit onwaarheden, verdraaiingen van waarheden of evidente calumniën, weshalve het hem onschuldig verklaarde en vrijsprak. Tevens meende het nauwkeurige informatiën te moeten inwinnen aangaande de gevoerde informeele procedures en de jegens Harge gepleegde mishandelingen, en dus verleende het den procureur-generaal een mandement crimincel met apprehensie tegen v.d.M. Deze hiervan verwittigd, verdween 28 April uit Alkmaar en liet zich tevergeefs dagvaarden. Zijne goederen werden daarop in beslag genomen en geïnventariseerd, en de Staten benoemden 29 Aug. een waarnemer van het baljuwschap der Nieuwburgen. Susanna Doublet verzocht den Staten de zaak van haar man te verwijzen naar het gerecht van Alkmaar en vulde dit verzoek aan door eene memorie van rechten, eerlang gevolgd door eene tweede rekest met eene aanvulling der memorie. In laatstgenoemd stuk werden schandelijke en voor de eer der justitie krenkende uitdrukkingen gevonden en de advocaat-fiscaal verkreeg apprehensie op de inzendster, die in Dec. er in slaagde met haar gezin Alkmaar te verlaten. De Staten vergunden haar 9 Jan. '44 om voor haar man te mogen proponeeren exceptie declinatoir in de tegen hem ingestelde procedure, waarover het hof, dat den weg van extraordinaire procedure verkoos, zich zeer bezwaard toonde. De zaak kreeg nog grooter omvang, maar toen v.d.M. stierf was ten aanzien van hem of zijne vrouw geen vonnis gewezen; en toen eerst werd een opvolger in het baljuwschap benoemd. Uit het huwelijk zijn te Alkmaar 8 kinderen, waarvan 3 bij het vertrek der moeder reeds overleden waren, en is 1 in 1745 te Lent geboren.
Zie: Bruinvis, Een bedenkelijke strafvervolging met een geduchten nasleep in Bijdr. voor Vad. Gesch. en Oudh., 4e Reeks, VIII, 382.
Bruinvis