[Louise Henriette]
LOUISE HENRIETTE, gravin van Nassau keurvorstin van Brandenburg, geb. in den Haag 27 Nov. 1627 (16 Dec. in de Fransche kerk als Louyse ged.), gest. te Berlijn (Kölln) 18 Juni 1667, oudste dochter van Frederik Hendrik, prins van Oranje, en Amalia, gravin van Solms-Braunfels (kol. 898). Na een gelukkige jeugd aan het schitterende hof haars vaders was er ernstig sprake van een door hare ouders aanvankelijk zeer begeerd huwelijk met Karel, prins van Wales, den lateren Karel II van Engeland. Ofschoon zij zelve begeerde te huwen met den jongen prins van Tarente, haren neef, die aan haars vaders hof leefde, werd zij op aandrang harer moeder, wegens de staatkundige wenschelijkheid dezer verbintenis, bestemd voor Friedrich Wilhelm, keurvorst van Brandenburg (den Grooten Keurvorst) met wien zij 7 Dec. 1646, aanvankelijk zeer tegen haren zin, huwde. Zij bleef aan de Nederlanden gehecht en deed vele nederlandsche geleerden, kunstenaars, tuin- en landbouwers, de laatsten als kolonisten, naar Brandenburg komen, waar haar geliefkoosde verblijfplaats Bötzow a/d. Havel, sedert Oranienburg genoemd, een middelpunt van nederlandsche cultuur werd. Hare vroomheid en liefdadigheid, hare zorg voor de opvoeding harer kinderen waren algemeen bekend; haar werden vroeger, maar naar het schijnt ten onrechte, eenige zwaarmoedig-vrome kerkliederen toegeschreven, van welke ‘Jesus, meine Zuversicht’ het bekendste is, voor een haar (Berlin, 1653) opgedragen liederboek van Runge geschreven op bevel van haren zeer aan haar gehechten echtgenoot. Zij overleed in dezelfde vrome stemming, die uit die liederen spreekt, en liet van hare zes kinderen drie zoons na, van welke Friedrich zijn vader opvolgde.
Van hare talrijke portretten noemen wij die door Chr. van Queborn 1640 (door den schilder zelf ook gegraveerd), door G. van Honthorst 1647, met haar gemaal in het Rijksmuseum te Amsterdam (C. Visser sc.), door M. Czwiczek 1649, met haar gemaal, in het kon. slot te Koningsbergen en door P. Nasou, eveneens met haar gemaal, in het kon. slot te Berlijn.
Van haar: F. Hirsch, Briefe der Kurf. L.H. an Schwerin in Forschungen zur Brandenb. Gesch. VIII. Over haar behalve in de talrijke geschriften over den Grooten Keurvorst: M. Schoockius, Curriculum vitae Seren. Louysae uxoris Frederici Guilielmi (Colon. ap. Spreeam, 1667); Joh. Wegführer, Leben der Kurf. Luise (Leipzig, 1838); Knauth, Kurf. Luise Henriette (1867); Erdmannsdörffer, Louise Henrietle von Oranien und der Prinz von Tarent in Zeitschr. für preuss. Geschichte XV (1878) 242; Fruin, De jeugd van Louise Henriette d'Orange (Verspr. Geschr. IV, 94); van Epen, De ridderschap van Holland (ms.).
Blok