[Jordens, Mr. Georg]
JORDENS (Mr. Georg), geb. te Deventer 1720, overl. aldaar 16 Februari 1776, was zoon van Herman Jordens en van Sina Maria Royer. Na de eerste beginselen van de rechtswetenschap te Deventer geleerd te hebben, vertrok hij naar de utrechtsche universiteit, waar hij in 1743 promoveerde na verdediging van eene verhandeling, de Legitimatione. Hij vestigde zich als advocaat te Deventer, waar hij nog in datzelfde jaar tot lid der gezworen gemeente werd gekozen. Toen in 1746 zijn vroegere leeraar F.G. Houck van het deventer athenaeum naar de utrechtsche hoogeschool vertrok, werd hij in diens plaats tot hoogleeraar in de rechtswetenschappen aan het deventer athenaeum benoemd. 15 Sept. hield hij zijn inaugureele rede: de Interna legum civilium obligatione etiam principem quam civem tenente. Driemaal was hij rector magnificus, bij welke gelegenheden hij de navolgende redevoeringen hield: in 1752 de Advocatis Romanorum; in 1764 de Finibus Jurisprudentiae Romanae in Transisalania regundis; in 1773 de Politicis nonnullorum iuris Romani, cum publici, tum privati rationibus. Voor een benoeming naar Groningen in 1773 bedankte hij.
Hij was 12 Juni 1749 gehuwd met Elisabeth Wicherlinck ged. te Zwolle 9 Febr. 1729, overl. 7 Nov. 1789, dochter van Gerhard Wicherlinck en Maria Jordens. Behalve de reeds genoemde stukken verscheen nog van hem gezamenlijk met S.E. ten Brink: Consideratiën overgegeven aan Ridderschap en Steeden der Staaten van Overijssel op het request van Adolph Philip Zeiger, Graave van Rechteren enz. gepraesenteerd aan Z.D.H. Willem C.H. Friso enz. (Deventer 1751).
Zie: C. Fransen van Eck en P. Bosscha, Tweede eeuwfeest van het athenaeum Illustre 111; A.F. Rückersfelder, Peroratie op den dood van Georg Jordens (Dev. 1776).
H. Kronenberg