[Johannis, Erasmus]
JOHANNIS (Erasm(i)us), komt ook voor onder den naam Janssens en Hans. Afkomstig uit den Altmark; geboortejaar onbekend. Hij was tijdens de opkomst van de leer van Luther en Calvijn rector van een college te Antwerpen; hij helde sterk tot de nieuwe leer over, maar nog meer naar het socinianisme. Uiterlijk 1576 verliet hij Antwerpen, uit vrees voor vervolging. In dat jaar volgde hij Martinus Berner als rector van het college te Emden op. Ook daar achtte hij zich niet veilig en begon een zwervend leven. In Sept. 1583 liet hij zich te Leiden als student inschrijven. Begin 1584 verscheen zijn Clara demonstratio Antichristum immediate post mortem Apostolorum coepisse regnare in Ecclesia Christi; ook in het nederlandsch. Door dit boekje werd het gezag der kerkvaders en concilies ondermijnd, waardoor het hier ergernis verwekte. Te Leiden moet hij bevriend geweest zijn met Caspar Coolhaes. Bij dezen bevond zich in Mrt. 1584 zijn bibliotheek, die toen op last van burgermeesteren werd geïnventariseerd. Hij schijnt dus in Mrt: Leiden verlaten te hebben met zijn kinderen. Zijn vrouw was te Leiden overleden. In Mei 1584 gaven burgermeesteren van Leiden voor, hem niet te kennen, toen de Staten hem vervolgen wilden om bovenstaand boekje en constateerden ten slotte, dat hij juist de stad had verlaten en over Amsterdam naar Hamburg was vertrokken. Exemplaren van den hollandschen tekst der Demonstratio werden toen ten huize van Coolhaes gevonden. Zijn schoonbroeder, Jacques van Haelewijn, uit Amsterdam, nam 28 Juli 1585 te Leiden zijn bibliotheek in ontvangst. Van Hamburg schijnt hij naar Polen vertrokken te zijn. In 1584 nog had hij te Krakau een theologisch dispuut met Faustus Socinus, dat schriftelijk werd voortgezet. Hij
beweerde, met de oude Arrianen, dat Christus uit niets was geschapen vóór alle creaturen. Andreas Dudith, de vriend van Socinus en van hem, zou in de zaak uitspraak doen. Toen J. kans zag een goede predikantsplaats bij de unitariers te Klausenburg in Transsilvanië te krijgen, trok hij zijn stellingen in en hield hij zich aan de leer van Socinus. In het midden van 1595 bekleedde hij dit ambt nog.
Paquot vermeldt de volgende werken: Een werkje in ariaanschen geest te Antwerpen