duitsche landen hield hij door goede bestuursmaatregelen en verschillende landvredesverdragen in behoorlijke orde. Hij bevrijdde Breda
en Bergen van de leenroerigheid aan het markgraafschap Antwerpen en bracht deze landen rechtstreeks onder Brabant, terwijl hij de grenzen van het markgraafschap Bergen vaststelde (1458). Hij vermeerderde de vrijheden der stad Breda, en legde eene belangrijke boekerij aan in zijn kasteel te Breda. Gehuwd (7 Febr. 1440) met de deugdzame en vrome Maria, gravin van Loon en Heinsberg (geb. 1424, gest. 20 April 1502), kreeg hij zoo ook Millen, Gangelt en Vucht in bezit en maakte aanspraak op een haar krachtens erfrecht toekomend deel van Gulik, dat hem echter door den gulikschen hertog betwist werd. Hij liet twee zoons, Engelbrecht (kol. 819) en Johann V (geb. te Breda 9 Nov. 1455, gest. te Dillenburg 30 Juli 1516) na, benevens drie dochters: Anna (gest. 5 April 1514), geh. 1o. met Otto, hertog van Brunswijk-Lüneburg, 2o. met Philips, graaf van Katzenelnbogen; Adriana (geb. 7 Febr. 1449, gest. 11 Juni 1477), geh. met Philips, graaf van Hanau-Müntzenberg, en Odilia (zie dit deel). Zijn lichaam werd te Breda bijgezet in het graf zijner ouders. Het gerestaureerde grafmonument met zijn beeltenis is in de Groote Kerk te Breda.
Zie: E. Münch, Geschichte des Hauses Nassau-Oranien III, 68 vlg.; F. Rachfahl, Wilhelm van Oranien I, 34 vlg.; Roest van Limburg, Het kasteel te Breda (Schiedam, 1904) 20.
Blok