hij er toe bij, dat België, en vooral Vlaanderen, volhardde in de gehoorzaamheid aan den paus van Rome. Toen het vierjarig provincialaat was geëindigd, trok hij zich in zijn klooster te Gent terug, zonder zich evenwel aan eene welverdiende rust over te geven. De laatste tien jaren, die hem nog geschonken werden, besteedde hij aan het verkondigen van Gods woord en het schrijven van godvruchtige werken.
Tot zijne voornaamste werken behooren: De officio sacerdotis, een gulden boekje, dat in 1701 te Brussel verscheen en daarna ontelbare malen, ook in het buitenland, werd herdrukt; Spoore der Catholycke, tegen Jacob Leydekker, predikant te Middelburg (uitgegeven in 1710 en 1715); Het aengewesen vergift van de 101 stellingen van Paschasius Quesnel enz. (1724, 2e uitgave 1735, de fransche uitgave 1730, de latijnsche 1729 en 1736); Geestelycke 't Saemen-spraecken tusschen Philalethes en Philothea (1710, 2 dl.).
Zie: N. van Hassel, O.P., Thomas du Jardin in de Katholiek XC (1886) 1.
G.A. Meyer