[Jansen, Fredericus Wilhelmus Antonius]
JANSEN (Fredericus Wilhelmus Antonius), geb. te Zwolle 6 Juli 1806, overl. te Groningen 8 Aug. 1884. Na met vrucht de lagere studiën in Deventer (van 1818-1824) voltooid te hebben, maakte hij de theologische te 's Heerenberg van 1824-29 en werd 27 Juli 1829 te Munster priester gewijd. In Aug. 1829 kreeg hij zijne benoeming tot kapelaan te Zwolle, werd in Jan. 1830 overgeplaatst naar Steenwijkerwold om in Juni 1833 weder als kapelaan naar Zwolle terug te keeren. In Febr. 1838 werd hij benoemd tot pastoor te Kuinre, 21 Febr. 1844 overgeplaatst naar Groningen en werd 7 Juni 1853 deken van het dekenaat Groningen en Assen en in 1854 Parochus ad St. Martini. Groote verdiensten heeft hij voor Groningen door zijne zorgen voor degelijk onderwijs. Door zijne bemiddeling kwamen in 1847 de zusters der stichting van mgr. Zwijsen om te werken in het Liefdegesticht voor weezen en ouden van dagen. In Mei 1856 riep hij voor het onderwijs de jesuïeten naar Groningen, en in den herfst van 1873 vestigden zich de zusters van Amersfoort nabij de kerk, om daar eene bewaarschool te houden en verder te voorzien in het onderwijs der vrouwelijke jeugd. Deken Jansen was zoo populair dat hij heden ten dage nog in dankbare herinnering bij de Groningers voortleeft. In 1871 werd hij benoemd tot geheim kamerheer van paus Pius IX. Hij werd 12 Aug. 1884 bijgezet in den grafkelder van het door hem gestichte kerkhof.
Zie: H.D. Brennikmeyer in Jaarb. v. Alb. Thym 1880, 216.
Hafkemeyer