[Hoogstraten, Leonardus van]
HOOGSTRATEN (Leonardus van), dominicaan, volgens zijn kloosternaam: Thomas. Hij werd geboren te Escharen 7 Sept. 1845, overl. te Huissen 3 Mrt. 1907; zijne ouders waren Joannes van Hoogstraten en Allegonda Verhoeven. Nadat hij de humaniora op de latijnsche school te Gemert had gestudeerd, begaf hij zich eerst tot de jezuïeten te Ravenstein, maar veranderde van inzicht en vroeg in 1865 het ordekleed der dominicanen te Huissen. In 1869 begon hij zijne theologische studiën, vertrok in 1885 naar Rome, om het door de Orde vereischte examen af te leggen, en ontving in 1892 den graad van magister; tevens werd hem het ambt van regent der theologische kloosterschool te Huissen opgedragen. Van zijne jongelingsjaren af toonde hij een bijzonderen aanleg voor de klassieke en moderne talen, zoodat hij zijn geest spoedig met een schat van philologische en litterarische kennis verrijkte en zijn smaak door de studie der klassieken veredelde en verfijnde. Zijne studie, en bijgevolg zijn vereering, van Bilderdijk bracht hem onder den invloed van dien meester en inspireerde zijne eerste gedichten: Is het Heelal God? (Utrecht 1872); God en de Mensch (Breda 1872); Dichterlijke Verpoozingen (Breda 1876), later vermeerderd uitgegeven onder den titel: Gedichten van P. van Hoogstraten (Nijmegen 1893). Zij gaf ook aanleiding tot zijne letterkundige studiën: De Kunst der Poezy (Utrecht 1873); De Drie Zusterkunsten (Utrecht 1874); Da Costa (Breda 1875); Bilderdijk in Dietsche Warande 1872, 521; 1876, 177, 429, 529; 1879, 321; 1881, 1, 140. De impopulariteit van Bilderdijk zal grootendeels oorzaak zijn geweest, dat men diens leerling in de
letterkundige wereld niet die aandacht schonk, waarop hij aanspraak mocht maken.
Het ernstig en onvermoeid bestudeeren der