dagelijksch nieuws bevattende, ook slechts drie maal 's weeks verscheen. Toen later het blad werd uitgebreid en dagelijks het licht moest zien, traden Holtrop en zijn mederedacteur A. Belinfante beiden af (1863). Want ook de werkzaamheden op de kon. bibl. breidden zich aanzienlijk uit: de boekenschat vermeerderde, het gebouw werd vergroot, de verantwoordelijkheid van den directeur hield daarmee gelijken tred. Daarbij kwam, dat de bibliothecaris op 't Voorhout sedert 1849 tevens bestuurder was van het ‘Museum Meermanno-Westreenianum’ met zijn aanzienlijke verzameling handschriften, penningen e.a. zeldzaamheden.
In 1856 zag van Holtrop het belangrijke werk het licht: Catalogus librorum Saeculo XVo impressorum quotquot in Bibliotheca Regia Hagana asservantur, een volledige opgave bevattende van al de voortbrengselen der boekdrukkunst tot het einde der 15e eeuw, op de kon. bibl. bewaard. Onder de bewerking hiervan dacht de schrijver aan het nut, dat de uitgave zou kunnen hebben van een Atlas tot dien catalogus, die de afbeelding bevatten zou van de merkwaardige lettersoorten, drukkersmerken, houtsneden, vignetten enz. dier gedenkstukken uit de eeuw waarin de uitvinding der boekdrukkunst had plaats gehad, en 't was aan dat denkbeeld dat het groote werk zijn ontstaan te danken had: Monuments typographiques des Pays-Bas au quinzième siècle. Collection de fac-simile d'après les originaux conservés à la Bibliothèque Royale de la Haye et ailleurs (1857-68), een werk door deskundigen als om strijd geroemd; het geheel omvat, behalve den tekst, 130 platen, met facsimilé's en een kaart. Inmiddels hadden nog andere uitgaven van Holtrop het licht gezien, waarvan wij noemen: De vorming van den Bibliothecaris, naar het duitsch van F.A. Ebert (1832); Catalogus librorum qui in Bibliotheca Hagana partim in duplo partim in triplo inveniuntur (1838); Beichtspiegel nach den zehn Geboten (1861) en Thierry Martens d' Alost. Etude bibliographique (la Haye 1867). Hoezeer de groote verdiensten van den bekwamen bibliothecaris erkend werden, blijkt uit zijn vele benoemingen tot lid van tal van binnen- en buitenlandsche genootschappen op gebied van oudheid, letteren en kunst; zie ondergenoemd levensbericht, geschreven door zijn zwager en opvolger Campbell, 678. In
deze uitvoerige biografie vindt men tevens zeer belangrijke mededeelingen omtrent de geschiedenis der koninklijke bibliotheek.
Onze opgave van Holtrop's geschriften zou onvolledig zijn, indien we daaraan niet nog toevoegden de beide levensberichten door hem geschreven in de Hand. Mij. Ned. Letterk. 1849, 148 en 1853, 157; het eerste baron van Westreenen van Tiellandt, het laatste Jhr. Mr. J.C. de Jonge betreffende. In 1864 ondernam Holtrop met zijn gezin een reis naar Italië, van waar hij ziek terugkeerde; vier jaar later vroeg hij zijn ontslag. Alleen de werkzaamheden in het Museum Meermanno-Westreenianum hield hij aan. 13 Febr. 1870, terwijl hij bezig was met het ordenen van handschriften en penningen in zijn geliefd museum, werd hij door een beroerte getroffen, die den dood ten gevolge had. Zijn portret is geschilderd door J.E.J.v.d. Berg op een portretgroep in het Gemeente-museum te 's Gravenhage.
Zie: Levensber. Letterk. 1870, 633; Ned. Spect. 1870, 65, en Serapeum, Zeitschr. für Bibliothekwissenschaft 1870, 73.
Zuidema