[Holle, Karel Frederik]
HOLLE (Karel Frederik), zoon van P. Holle en A.A. van der Hucht, geb. 9 October 1829 te Amsterdam, overl. 3 Mei 1896 te Buitenzorg. Hij vertrok op zijn 14e jaar met zijn familie naar Indië en trad in 1846 in 's lands dienst als klerk op het bureau te Tjiandjoer. Daarna werd hij klerk bij de directie der Cultures en bij de Middelen en Domeinen, in 1851 derde commies en in 1853 eerste commies. In 1856 op zijn verzoek eervol uit 's lands dienst ontslagen, trad hij op als administrateur der theeonderneming Tjikadjang. In 1862 stichtte hij de theeonderneming Waspada. Daar sloot hij vriendschap met Raden Hadji Mohammed Moesa en legde zich toe op de kennis van de zeden en gewoonten, taal en godsdienst der Soendaneezen, wier belangen hij steeds voorstond. In 1866 stichtte hij de kweekschool voor inl. onderwijzers te Bandoeng. In 1871 verleende de regeering hem den titel ‘adviseur honorair voor inlandsche zaken’ en werd hij als zoodanig de vraagbaak der regeering. In 1889 vestigde hij zich te Buitenzorg. Hij schreef o.a. Mitra noe tani (De vriend van den landman); Handleiding voor de koffiecultuur; Handleiding voor de teelt van zoetwatervisch; Handleiding voor het uitzaaien van padi; Handleiding voor den aanleg van terrassen, en in het Tijdschr. van het Bat. Gen. verscheidene verhandelingen over javaansche oudheidkunde, soendaneesche raadsels en spreekwoorden enz.
Zie: Enc. v. Ned. Indië II, 48-49; Ind. Gids Juli 1896, 1003; Tijdschr. Binnenl. Bestuur XIII, 159; Ind. Mercuur, 9 Mei 1896. C.W. Janssen, K.F. Holle, Wat een Nederlander in Indië doen kan (Amst. 1888).
Juynboll