Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 1

[Hofdijk, Willem (1)]

HOFDIJK (Willem) (1) te Alkmaar gedoopt 29 Febr. 1748, overl. 24 Oct. 1826, zoon van Gerrit H. en Trijntje van der Moer. Hij was bakker van het aalmoezeniershuis, bedankte daarvoor Aug. 1796 en was sedert 29 Nov. 1785 bestelder der pakgoederen van het amsterdamsche veer, van welke betrekking hij in 1795 afstand deed. 14 Juli 1796 werd hij benoemd tot makelaar en marktmeester van de graanmarkt, 16 Aug. d.a.v. tot ontvanger van het stadsmiddel van de waag, de boter en het bestiaal. Bij de reorganisatie van 's lands belastingen in 1806 werd hij ontvanger der verpondingen, hetgeen hij bleef tot zijn overlijden. In 1799 had hij te vergeefs naar het baljuwschap van de Beemster gedongen.

H. behoorde 10 Maart 1784 tot de oprichters van het patriotsch gezelschap Burgerhart, en richtte daarin een dichterlijk vaarwel tot Palu-

[p. 1133]

danus, toen deze volgens de Staten-resolutie van 23 Juli naar Overijsel zou vertrekken. Eene vervolging der oprichters in 1787 liep goed af, en 2 Juni 1788 ontvingen hij en andere stadsambtenaren eene vermaning maar werden zij niet van hunne betrekkingen ontzet. Na de omwenteling van 1795 werd hij benoemd tot lid der commissie voor het ontwerpen van een reglement ter verkiezing der plaatselijke regeering, hield hij 22 Maart, als voorzitter van het comité-revolutionnair, de rede bij de inwijding van den vrijheidsboom en vertegenwoordigde hij van April tot Sept., met A.v. Steenwijk, Alkmaar in de vergadering der Provis. Representanten van het Volk van Holland. Volgens mededeeling van zijn zoon Wijnand moet hij, vermoedelijk in dat onrustige jaar, eene zending vervuld hebben tot bevrediging van de bevolking der zeedorpen, waarin hij te Monster slaagde door van den predikstoel het woord te voeren. 29 Maart 1798 werd hij door de municipaliteit verkozen tot lid der commissie voor de zuivering der grondvergaderingen.

Hij huwde 2 Juli 1775 met Wilhelmina Schut, overl. 20 Juli 1814, 65 jaren oud, die hem 6 kinderen heeft geschonken.

In 1786 werd door het haagsche dichtgenootschap ‘Kunstliefde’ bekroond zijn stuk: De beste Burger. Voorts zag van hem het licht: Iets aan Alkmaars gewapende Burgerij, bij het ontvangen van hare nieuwe en gelijke geweeren ... (10 Aug. 1784) en eene Bespiegeling van de Noodzakelijkheid en 't Nut der burgerlijke waakzaamheid; ter bewaaring der vrijheid in Nederland (Alkm. 1784); Het beteugeld geweld, of Alkmaar op den zeventienden van Wynmaand 1799: Tooneelspel (in proza) (Alkm. 1801); Gedachten, bij het aanstaand vertrek van ... Izaäk Prins, predikant der hervormde gemeente te Alkmaar, nu beroepen naar die van Dordrecht (Alkm. 1822); De Decreten der Provis. Representanten bevatten een den 17 Mei 1795 in hunne vergadering door H. voorgedragen en met algemeene toejuiching beantwoord gedicht, na de mededeeling van het verhandelde bij het vredestractaat met Frankrijk.

Zie: Bruinvis, Het Patriotisme te Alkmaar; Frederiks en v.d. Branden, Biogr. Woordenboek.

Bruinvis