[Hoekstra, Johannes Albertus]
HOEKSTRA (Johannes Albertus), geb. 28 Juni 1763 te Emden, overl. 7 Dec. 1817 te Altona, zoon van Sjoerd Sytzes (zie beneden), doopsg. leeraar te Edam (1784-86), Westzaan-Noord (1786), Utrecht (1783-93), Altona (1793-1817). Hij was een der stichters en de eerste voorzitter der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen. Hij schreef Leerredenen en bedestonden (Utr. 1787), Plegtige Leerredenen (id. 1790); Twee leerredenen bij doop en afscheid (id. 1793); Iets ter handhaaving en bevordering van waarheid en pligt (Altona 1794); Iets over Gods grootheid (id. 1797); Digtkundige Mengelingen (Amst. 1800, 4 dln.); Dank und Ermahnungspredigt (Amst. 1801); Gedachtenisrede over Jan de Jager (id. 1802); Jubelpredikatie (id. 1809); Ter gedagtenis van Gerrit Karsdorp (id. 1810); en bijdragen in Mengelingen van 't Utr. Genootschap ‘Vlijt de Voedster der Wetenschappen’.
L.L. Wolf heeft zijn portret gegraveerd naar een schilderij van F. Lund.
Vgl. Huberts, Elberts en v.d. Branden, Biogr. Woordenboek (Dev. 1878) 221; S. Blaupot ten Cate, Gesch. Doopsg. in Holl. (Amst. 1847) II, 181, 185; G.W. Kernkamp, Nieuwenhuyzen herdacht (Amst. 1906) 24; J. Roos, Lijkreden (Alt. 1817); J. Schultz, Ter Gedachtenis (id. 1817); B.C. Roosen, Gesch. Mennon Gemeinde zu Hamburg- Altona (Hamb. 1887) 81-82.
Vos