in de rechten te Groningen ingeschreven, hoewel hij liever medicijnen had willen studeeren. Hij kwam in een kring van zeer geletterde jongelieden, schreef liever latijnsche verzen dan dat hij studeerde en viel, onder den schuilnaam Curillus, eenige deftige groningsche magistraatspersonen aan, die ook latijnsche verzen hadden uitgegeven. Toen zijne verzen eene serie van hekeldichten hadden uitgelokt, zond zijn vader Gerard Nicolaas naar Leiden, waar hij in 1747 en 1748 medicijnen studeerde, om daarna zijne studiën te Parijs voort te zetten. Hij maakte daar kennis met vele voorname en geleerde Franschen en kwam o.a. veel bij Voltaire en Fontenelle aan huis. 11 Sept. 1749 promoveerde hij te Rheims in de medicijnen en keerde naar Groningen terug. Gedurende zijn verblijf buitenslands had Heerkens vele latijnsche gedichten geschreven; dat aantal werd thans zeer vermeerderd, nu de praktijk als dokter hem allen tijd daarvoor liet. In 1753 bracht hij den winter te Parijs door, in 1757 was hij korten tijd redacteur van de Opregte Groninger Courant; in 1759 en 1760 deed hij eene langdurige reis naar Italië en hield zich vooral te Venetië, Rome en Napels op; zijne reis heeft hij in een uitvoerig gedicht en in een prozawerk beschreven. Na zijne terugkomst bleef hij schrijven en reizen; 's winters was hij dikwijls te Parijs of in Zeeland.
Heerkens was een begaafd man met groote kennis en aangename manieren. Hij was bevriend met een groot aantal mannen van beteekenis, zoowel in Nederland, als in Frankrijk en Italië, en lid van tallooze geleerde genootschappen. Maar hij was ijdel en trachtte steeds de aandacht op zich te vestigen. Zijne latijnsche gedichten staan niet hoog.
Behalve vele kleinere verzen, die afzonderlijk of in werken van anderen het licht zagen, schreef hij: Xenia physico-medica (1748); De Valetudine litteratorum (1749); De Officio Medici Poëma (1752); Satyrae (1758); Iter Venetum (1760, in 1762 herdrukt als Italicorum liber unus, in 1793 als Italicorum libri III); Empedocles (1783, 1798); Aves Frisicae (1787) en Icones (1787). Verder de prozawerken Quaestiones medicae (1755) en Notabilium libri IV (1765-1770). Hij gaf uit: Eginharti de vita Caroli Magni commentarius (Gron. 1755). Hij heeft vele werken in hs. nagelaten, die verloren schijnen. Brieven aan hem van Willem en Onno Zwier van Haren zijn uitgegeven door Mr. H.E. Moltzer onder den titel Hareniana (Groningen 1876); de hss. er van zijn in het bezit der familie Canter Cremers, evenals eene andere collectie, waarin zich o.a. een brief van Voltaire, een van Buffon, een van Malesherbes en vele van den jongen Racine bevinden.
Zie: J.A. Worp in Groninger Volksalmanak voor 1899 en Moltzer's Hareniana. Heerkens' portret, in 1792 geschilderd door A.C. Hauck, is in het museum te Groningen.
Worp