mede werd hij 15 Aug. d.a.v. benoemd tot tijdelijk leeraar aan de rijks hoogere burgerschool met 5-jarigen cursus te Utrecht. Nadat hij 20 April 1869 zijn acte als apotheker had verkregen, werd hij 15 Juli 1869 definitief als leeraar aan voornoemde school aangesteld.
Op 1 April 1873 kwam van der Harst als leeraar aan de veeartsenijschool, om onderwijs te geven in botanie, zoölogie, geologie, mineralogie, practische chemie, pharmacognosie, leer der voeder-, vergift- en artsenijplanten, theoretische en practische pharmacie en practische botanie. Ondanks deze groote verscheidenheid van leervakken en de gebrekkige hulpmiddelen, waarover hij kon beschikken, gaf hij zijn colleges opgewekt, helder en aangenaam. Zijn teekenkunst verving de hulpmiddelen en boeide de aandacht der toehoorders door de sierlijkheid en juistheid, waarmede hij het gesproken woord wist te illustreeren. Van der Harst was een geboren docent; aan een helderen geest paarde hij de gave van het woord en het artistiek gemoed van den schilder. Daarbij was hij als mensch uitnemend: opgeruimd, geestig, eenvoudig, vergoelijkend voor de feilen van anderen, steeds bereid om te helpen, waar zijn diensten werden verzocht. In 1873 werd hij lid van het hoofdbestuur der Maatschappij ter Bevordering der Veeartsenijkunde en bleef dit tot zijn dood. Hij was van 1881 tot zijn overlijden mede-redacteur van het Tijdschrift voor Veeartsenijkunde; voorts maakte hij gedurende onderscheidene jaren deel uit van de commissie tot afnemen der examens voor apotheker en hulp-apotheker, was hij enkele jaren voorzitter van de afdeeling Utrecht der Nederlandsche Maatschappij voor Tuinbouw en Plantkunde, en evenzoo voorzitter van het centraal departement der ‘Vereeniging van leeraren aan inrichtingen van middelbaar onderwijs’.
Van der Harst schreef in allerlei tijdschriften op botanisch, chemisch, pharmaceutisch en zelfs op veterinair terrein. In het Tijdschrift voor Veeartsenijkunde XXV, 92 e.v. vindt men daarvan opgave. Dat hij op wetenschappelijk gebied niet stil zat, wordt ook daardoor bewezen, dat hij in 1880 met goed gevolg het candidaats-, en later het doctoraal-examen in de pharmacie deed; op 8 Juli 1884 werd hij te Utrecht tot doctor in de pharmacie bevorderd, op een proefschrift, getiteld: Studiën over Taxus baccata L. en het aan deze plant eigen vergift.
Van der Harst was lid van het Utrechtsch en het Zeeuwsch Genootschap voor Kunsten en Wetenschappen.
Op 10 Dec. 1873 huwde hij met M.A. Brieve te Middelburg; uit dit huwelijk werden twee zoons geboren.
Schimmel