der Bataafsche Republiek tot schoolopziener van het lager onderwijs benoemd. Een beroep naar Haarlem wees hij in 1804 van de hand. Na 28 jaren dienst legde G. zijn beide betrekkingen van predikant en schoolopziener neer, om zich geheel aan het door hem gestichte Instituut voor doofstommen te kunnen wijden. Zijn groote belangstelling in dit onderricht had hij vooraf weten te bevredigen op een reis naar Parijs, waar de abbé L'Epée een dergelijke inrichting had en waar G., om deze te leeren kennen, een 10-tal maanden had vertoefd. Met G. moeten als de oprichters van het groningsche Instituut voor doofstommen genoemd worden: Hendrik van Calcar, Gerrit van Olst en Mr. Willem Hora Siccama. Het jaar der stichting is 1790. G. trad als hoofddirecteur, de drie andere heeren als medebestuurders der inrichting op. 't Getal departementen buiten de stad Gron. was in korten tijd tot 25 geklommen, te zamen destijds 1500 leden tellende. Willem I benoemde G. tot professor honorarius in de bespiegelende wijsbegeerte en letteren. Op de Ossenmarkt te Gron., tegenover de School, prijkt sedert 1828 een wit-marmeren gedenkteeken te zijner eer. Zijn beeltenis werd gegraveerd o.a. door L. Portman naar G. de San, en door Ph. Velijn en Quenedey naar H.W. Caspari. In 1789 gehuwd met Francina Scatina Margarieta van Iddekinge, werden uit dezen echt zeven kinderen geboren, van welke twee zoons, Dr. Ch. en Mr. R.T. Guyot (overl. in 1870) een tijdlang met en na den vader aan het instituut verbonden waren. De derde zoon volgt.
Zie: Hand. Letterk. 1828, 7; B.H. Lulofs, Gedenkrede op H.D. Guyot (1828) (met portret) en Ch. en R.T. Guyot, Beschrijving van het Instituut voor doofstommen en lijst der werken over doofstommen (2e dr. Gron. 1825); zie ook: H.D. Guyot, Généalogie de la Famille Guyot (Gron. 1900, niet in den handel).
Zuidema