[Gunkel, Carel August]
GUNKEL (Carel August), geb. 20 Jan. 1775 te 's Gravenhage, overl. 1860, zoon van Frederik Lodewijk en Catharina Hoek. Op 11 Maart 1790 als cadet bij de artillerie in dienst getreden werd hij reeds op 22 Febr. 1793 tot onderluitenant benoemd en woonde in dien rang de veldtochten in Brabant bij. Zijn moedig gedrag (op 14 Juni werd hij bij Trasignies gewond) bezorgde hem zijn bevordering tot 1en luitenant-adjudant (11 Juli 1795). Op 8 Juli 1799 werd hij 2e kapitein en nam deel aan den veldtocht van dat jaar in Noord-Holland, na afloop waarvan hij weer leeraar aan de artillerieschool te 's Gravenhage werd. Op 28 Juli 1805 werd hij benoemd tot kapitein-commandant der artillerie van de Garde van den raadpensionaris; op 25 Nov. 1806 volgde zijn bevordering tot luitenant-kolonel. In 1806 woonde hij den veldtocht in Hessen bij en in 1809 hielp hij de Engelschen uit Zeeland verdrijven. Op 14 Maart 1811 tot kolonel bevorderd, trok hij mede naar Rusland als commandant der artillerie van de 30e divisie en was daarna aanwezig bij het beleg van Dantzig. Op 9 Juni 1813 ontving hij het Legioen van Eer. In Nederland teruggekeerd werd hij, na het herstel der onafhankelijkheid, op 12 Febr. 1814 benoemd tot kolonel der artillerie en kreeg kort daarna het bevel over de veld- en de rijdende artillerie. Op 21 April 1815 werd hij bevorderd tot generaal-majoor en aan het hoofd der artillerie te velde geplaatst. Op 18 Juli 1815 ontving hij het ridderkruis der M.W.O. 3e klasse. Op 21 April 1818 verving hij Voet als gouverneur der Kon. Mil. Academie, doch reeds op 8 Oct. 1830 werd het onderwijs aan die inrichting geschorst; G. bleef als commandant van Breda aldaar. Op 31 Oct. op verzoek op non-activiteit gesteld werd hij 5 Sept. 1835 gepensionneerd. In zijn laatste
levensjaren maakte hij zich aan een schandelijke misdaad schuldig en stierf in de gevangenis. Hij was een onzer bekwaamste, kundigste en flinkste artillerie-officieren.
Zie: Kuypers, Gesch. der Nederl. Artillerie IV, 160, 161; Bosscha, Neerl. Heldend. te Land III, 418; Handelsblad 7 Febr. 1859 (Zondagseditie).
Eysten