voet aan den wal te houden. Van Guericke had aanvankelijk met een gedeelte van zijn brigade bij den Helder gestaan en Daendels weet den ongelukkigen uitslag van het gevecht vooral aan het niet tegen den vijand oprukken van die troepenmacht, waartoe evenwel, naar van Guericke's beweren, het bevel wel door hem uitgelokt, maar niet door Daendels gegeven is. De minder goede verstandhouding tusschen die beide generaals, welke hiervan het gevolg kon zijn, gaf den opperbevelhebber, generaal Brune, aanleiding, van Guericke te belasten met het commando over de troepen in Amsterdam. Dit bleef hij na 22 Sept. voeren onder den franschen brigade-generaal D'Hinnisdal. commandant v.h. dep. v.d. Amstel en den divisiegeneraal Morlot, commandant en chef van de linie van Zeeburg tot Zandvoort, die hem verantwoordelijk stelden voor de uitvoering van alle bevelen, die van hen uitgingen, terwijl hij slechts over zeer weinig geregelde troepen te beschikken had, om zijn gezag te doen gelden vooral tegenover de weinig gedisciplineerde gewapende burgermacht. Na den veldtocht werd hij eerst inspecteur-generaal der nationale werving. Toen Daendels in 1800 twee jaren verlof bekwam, kreeg v.G. het bevel over diens divisie met hoofdkwartier Utrecht; 15 Jan. 1804 werd hij bevorderd tot luitenant-generaal, waarna hem het bevel over de troepen in Zeeland werd opgedragen. Onder de regeering van koning Lodewijk werd hij in 1806 aangesteld tot gouverneur van Austerlitz, hetwelk een stad moest worden, en daarna in 1807 benoemd tot gouverneur-generaal van Curaçao, welke bestemming hij evenwel niet volgde, omdat die kolonie kort daarna den Engelschen in handen viel. Daarop kreeg hij het bevel over de 2e territoriale divisie (Brabant en Zeeland), vervolgens over het departement van
Oost-Friesland, dat hij waarnam tot 1 Jan. 1808, toen hij, ten gevolge van inkrimping van het leger, op nonactiviteit werd gesteld. Na de inlijving van ons land bij Frankrijk werd hij gepensionneerd (26 Dec. 1810).
Uit zijn eerste huwelijk, 1 Aug. 1779, met Jacoba Elisabeth Bowier, overl. 20 Dec. 1780, dochter van Jan Bowier, president der stad 's Hertogenbosch en drossaard van Boxtel, liet hij geen, en uit dat, 7 Dec. 1785, met Catharina Moorrees, dochter van Jan M., advocaat-fiscaal en ontvanger te Nijmegen en Wilhelmina Stock, één zoon na, Frederik Adriaan, die als majoor der cavalerie is overleden.
Zie over hem de verschillende werken over de landing der Engelschen en Russen in Noord-Holland, waarvan eene opgave voorkomt in de Militaire Spectator 1891, 31-38; J.M. Vervat, De Pruisen voor Amsterdam in 1787 (Amst. 1887) 41; en H.T. Colenbrander, Gedenkstukken II, 278; III, 247 en 249.
Koolemans Beijnen