Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 1
(1911)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 998]
| |
promoveerde aldaar in 1837 op een proefschrift getiteld: Specimen anatomico-physiologicum de Systemate Uropoietico, quod est Radiatorum, Articulatorum et Molluscorum acephalorum; daarna vestigde hij zich als geneesheer in zijn vaderstad en verwierf zich daar als zoodanig grooten naam. In 1840 werd hij lector aan de clinische school, terwijl hem bij koninkl. besluit van 13 Dec. 1865 de persoonlijke titel van professor werd toegekend. Hij was lid van vele wetenschappelijke genootschappen o.a. van de Maatsch. der Ned. Letterkunde te Leiden en meermalen voorzitter der Maatsch. van Fraaie Kunsten en Wetenschappen. Bovendien was hij directeur van de societeit ‘Voorzorg’, opgericht in 1837, en van het ‘Algemeen Ziekenfonds Rotterdam’, opgericht in 1858. Van zijne geschriften noemen wij: Fauna Homeri et Hesiodi, waarvan de Prodromus werd afgedrukt in het Tijdschrift voor natuurlijke geschiedenis en physiologie, 1839 en 1843 en spoedig daarna vertaald in het engelsch in The Classical Museum; vele recensies van geneeskundige werken, Bedenkingen tegen het ontwerp van wet op de uitoefening der takken van de Geneeskunst (Rott. 1845); Schets der algemeene therapie (Amst. 1846) en Veertien dagen in Engeland in 1849 (Dordr. 1851), het laatste onder den pseudoniem dr. E. Troosting. Ook schreef hij verslagen van de clinische school en hield hij 8 Sept. 1853 bij de viering van het 25-jarig bestaan der school een redevoering in de Waalsche kerk. Verder verscheen in 1856 van zijne hand in het Tijdschrift der Maatsch. voor Geneesk. een opstel getiteld: Het onderwijs in de Geneeskunde te Leiden in 1663. Ten slotte vermelden wij nog het door hem voor de Maatsch. der Ned. Letterk. geschreven Levensbericht van Prof. Jan van der Hoeven en een opstel over Coenraad Droste in de Handelingen van het Ned. Taal en Letterk. Congres te Middelburg van 1872. Zie de Levensschets door Mr. G. Mees Az. in Nieuwe Rott. Cour. 3 Juni 1874 en die van Mr. C.C. Snellen van Vollenhoven in Levensb. Letterk. 1875, 51. Wiersum |
|