stempel van zijn geest gedrukt. De beteekenis van de Groote is deze: dat hij een hervorming tot stand heeft gebracht niet in de leer - want hij is tot het einde een trouw zoon zijner Kerk gebleven - maar in het godsdienstig-zedelijk leven. Eerst als in later tijd het onvoldoende van de door hem bewerkte hervorming is gebleken, volgt die andere reformatie, welke boven alles verandering juist in de leer wil. Maar gedurende de geheele vijftiende eeuw heeft zijn geest het godsdienstig leven in Nederland en ver daarbuiten beheerscht. De ‘moderne devotie’ is van hem uitgegaan. Ontstaan uit de behoefte aan dieper vroomheid en strenger zedelijkheid dan destijds gevonden werden, is zij te kenschetsen als een vrijzinnig-vrome, practisch-mystische richting. In drie stroomingen heeft zij zich verspreid; en van deze waren de uitgangspunten alle in de Groote aanwezig.
De eerste beweegt zich in de frater- en zusterhuizen. Reeds 20 Sept. 1374 had de Groote zijn woning te Deventer aan arme lieden, die God wilden dienen, afgestaan. Later (23 Juli '79) bestemde hij het huis voor vrouwen en meisjes, die, zonder dat zij een gelofte hadden afgelegd, God in een leven van kuischheid, gehoorzaamheid en arbeidzaamheid wilden dienen. Dus geen nieuwe geestelijke orde, maar een vrije vereeniging wilde hij. Ziehier de oorsprong van het bekende Meester-Geertshuis, het eerste der vele zusterhuizen. Een vrije vereeniging van broeders ontstond, toen omstreeks 1381 of '82 de Groote's leerling Florens Radewijns den meester voorstelde, dat de klerken, die voor hem boeken afschreven, zouden gaan samenwonen om een leven van werkzame godsvrucht te leiden. Vooral het laatste jaar van zijn leven, toen het preeken hem was verboden, heeft de Groote met hen in nauwe betrekking gestaan. Hij overleed reeds in 1384, maar niet dan nadat hij op zijn sterfbed zijn leerlingen had gelast een klooster te bouwen, waarin sommigen hunner, een door de kerk goedgekeurde orde aangenomen hebbende, moesten gaan leven om de anderen in tijd van nood te kunnen beschermen en bergen. Immers, van hunne vijanden (de bedelmonniken e.a.) was gevaar te duchten voor hunne vereeniging, die als kettersch werd gebrandmerkt. Gehoorzaam aan dit bevel van den gestorven meester hebben de Groote's volgelingen in 1387 te Windesheim een klooster gesticht, dat later zoo beroemd is geworden en aan het hoofd van een uitgebreid kapittel heeft gestaan. Beweegt de tweede strooming zich dus in de kloosters, de derde heeft haar weg genomen in het maatschappelijke leven. Niet gering is het aantal devoten, die in de wereld bleven verkeeren, en, zonder een bepaald middelpunt te hebben, hun leven geheel
inrichtten naar de opvattingen van de Groote. Ook zij hebben er veel toe bijgedragen om de beginselen der ‘nieuwe godsvrucht’ verder te verspreiden; ik denk aan mannen als Herman van Mekeren, Herman Sticken, vrouwen als Beerte Swijnkes enz. De bloeitijd der ‘moderne devotie’ valt in de eerste helft der vijftiende eeuw; maar nog lang daarna heeft de geest van Gerrit de Groote nagewerkt.
Een volledige uitgave van zijn werken wordt voorbereid door de Thomas à Kempis-Vereeniging. Van belang zijn vooral zijne brieven en in de tweede
plaats zijn preeken. Van de catalogi zijner werken noem ik alleen - daar de oudere inderdaad verouderd zijn -: Bonet-Maury,
Gérard de Groote (Par. 1878) 91-94; Auger, Étude sur les mystiques des Pays-Bas au moyen
âge (Brux. 1892) 272-275; Herzog, Realen-