[Groot, Mr. Hugo Cornets de (1)]
GROOT (Mr. Hugo Cornets de) (1), geb. te 's Gravenhage 4 Nov. 1709, overl. te Rotterdam 1 Mei 1777, en begraven te Delft, was een zoon van Pieter Cornets de Groot en Alida Brigitta Sandberg. Te Leiden werd hij 8 April 1728 als student in de rechten ingeschreven en hij promoveerde aldaar. Reeds 15 Juli 1728 werd hij te Rotterdam als poorter geëed en sinds 1738 bekleedde hij daar allerlei stedelijke ambten, beginnende als schepen, terwijl hij in datzelfde jaar benoemd werd tot bewindhebber der O.-I.-C. kamer Rotterdam; van 1744-1772 was hij vroedschapslid en tusschen 1748 en 1769 herhaaldelijk burgemeester. Van 1758-1762 had hij zitting in het college der admiraliteit op de Maas en van 1769-1773 behoorde hij tot de Maecenaten van het Bat. Gen. te Rotterdam. Ook benoemden de Staten van Holland en West-Friesland hem tot commissaris van 's lands posterijen. Hij huwde 10 Maart 1739 te Rotterdam met Jacoba Elisabeth Noorthey en 4 Mei 1757 met Geertruyd Noorthey. Bij zijn dood verscheen een Lijkklagt enz. van een onbekenden dichter.
Zie: Rott. Historiebl. 2e afd. 151; J.P. de Groot, Levensschets van Mr. Pieter de Groot ('s Gravenh. 1847, niet in den handel) 45; Levensbijz. van enz. in N. Ned. Jaarb.: XII: 1 (1777) 736; Vorsterman van Oyen, Hugo de Groot en zijn geslacht; de genealogieën Cornets de Groot bij Petit, Repertorium, opgegeven; Bronnen Gesch. Rott. I en de literatuur onder Otto Groeninx van Zoelen (kol. 981).
Moquette