Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 1
(1911)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 979]
| |
te gaan en er 18 Mrt. 1670 op een dissertatie de Calculo vesicae te promoveeren. Vervolgens zou hij nog onder F. Zypaeus te Leuven en nog later te Parijs gestudeerd hebben. Zijn dissertatie, waarin naast pathologische ook medicamenteuse maar weinige operatieve beschouwingen over den blaassteen voorkomen, viel, toen hij zich eindelijk in Amsterdam gevestigd had, in handen van den bekenden lithotoom Hendrik Veldhuys, die hem nader met de operatieve behandeling bekend maakte en hem tevens bij zijn dood zijn instrumentarium vermaakte. Zijn dissertatie werd vertaald of vertaalde hij zelf in 't engelsch in 1677; zij werd later vermeerderd 1710 en 1714 opnieuw uitgegeven. Omstreeks 1673 werd hij aangewezen als eerste geneesheer van het garnizoen te Grave. 10 jaren later vertrok hij van hier naar Engeland en vestigde zich in Throgmorton Street te Londen. Reeds 2 April 1683 werd hij, vermoedelijk dank zij de bescherming van George, graaf van Flint, door Jacobus II als president van het koninklijk genootschap der londensche medici aangesteld tot licentiaat van dit ‘College of physicians’. En ofschoon hij zich onder het patronaat van zijn machtige vrienden als specialist in jicht en steenziekte deed doorgaan, werd hij toch door zijn collega's eerder voor een soort van kwakzalver gehouden en als zoodanig behandeld. Het is waarschijnlijk, dat hieraan jaloezie en chauvinisme niet vreemd zullen geweest zijn. De door hem geschreven werken Dissertatio litheologica, variis observationibus et figuris illustrata (Londen 1784, 1787); Tractatus de tuto cantharidarum in medicina usu interno (Londen 1698, 1703), in engelsche vertaling door John Marten (1706), zijn werkelijk niet zooveel slechter dan andere van die soort. Maar de voorrede van het eerstgenoemde boek bevat een betoog om aan te toonen, dat de maatregelen, in Holland genomen om het opereeren van niet der zake kundige personen te verhinderen, in Engeland behoorden overgenomen te worden om paal en perk te kunnen stellen aan de onheilen, daar door onkundige personen teweeggebracht. In elk geval werd hij in 1693 wegens mala praxis, omdat hij cantharides had voorgeschreven, aangeklaagd maar niet vervolgd. In April 1697 werd hij opnieuw van hetzelfde feit beschuldigd, maar nu veroordeeld en naar Newgate overgebracht; hij werd echter spoedig vrijgelaten. En hoewel op 7 Dec. d.a.v. twintig leden van het ‘College of physicians’ steun kwamen geven aan de beschuldiging eener patiente, dat hij haar niet minder dan 30 grein, dus ongeveer een gram van zijn middel in eens had ingegeven, de rechter was niet tot een vonnis te bewegen maar sprak hem vrij. Een poging zijnerzijds, om nu het college te doen boeten voor zijn onrechtmatige gevangenneming, mislukte; 8 Juni 1700 werd hij niet ontvankelijk verklaard. Tot in Mei 1710 kan men zijn verblijf in Londen nagaan; vermoedelijk is hij kort daarna gestorven. Behalve de reeds aangehaalde werken schreef hij nog: Practica medica (1680); Arthritology or a Discourse of the gout (1691); Fundamenta medicinae scriptoribus praestantioribus .... deprompta (anoniem 1714; 2e editie met den naam van den schrijver 1715). Dit boek was een compilatie van Zypaeus en werd in 1715 en 1753 ook in het engelsch gepubliceerd. Zie: C.E. Daniëls in Lexikon d. hervorr. Aerzte i.v.; G. Goodwin in Dictionary of National Biography XXIII, 269. A. Geyl |
|