Hoe goed ook van alles voorzien, ook voor dezen gelderschen bevelhebber in Friesland bracht het kritieke jaar 1523 het einde zijner macht. Toen de stadhouder Schenck van Toutenburg en de heer van Wassenaar in Noordhorn waren, ondernam v.G. een van zijne gewone strooptochten, waarop genoemde heeren op Dokkum aantrokken om ook met deze plaats af te rekenen. Steun vonden zij hierbij van de ingezetenen, die, woedend over deze plunderingen der Gelderschen, zich met het krijgsvolk krachtig tegen hen te weer stelden en elke poging tot ontzet, ook nog beproefd door Maarten van Rossum van Groningen uit, verijdelden. En al stak Goltstein Aalsum en nog eene buurtschap in brand om zijn vijand te beletten zich daar te nestelen, het baatte Dokkum niets, dat, nauw ingesloten, duchtig beschoten en geen uitzicht hebbend op ontzet, den laatsten storm der Bourgondischen niet meer afwachtte, doch kapituleerde. Goltstein bedong voor zich en zijn garnizoen slechts een vrijgeleide tot Aduard, bij het gebied van Groningen. Toen hij 28 Aug. in die stad evenwel zijn intocht dacht te houden, werd hij door de Groningers gevangen genomen, omdat hij zich Dokkum had laten ontglippen.
Zijne rol is hiermee in het noorden uitgespeeld; in Gelre heeft hij hertog Karel nog in verschillende betrekkingen gediend, daar hij nog aanzienlijke burgerlijke waardigheden bekleed heeft, zooals die van burgemeester van Zutphen, burggraaf van Nijmegen enz. Nog in 1535 zien we Goltstein in een stuk van dezen vorst genoemd als bewaarder, burggraaf en bevelhebber.
In 1544 is hij overleden, en 6 Mei 1544 begraven in de Walburgkerk te Zutphen. Zijne echtgenoote, Henrika van Egmond genaamd Baeck, (dr. van Henrik, bastaard van Egmond en Agnes Kreynck, vrouwe van Baak), werd in hetzelfde jaar naast hem begraven. Een zoon, Reinier, bleef achter.
Zie: G. van Hasselt, Geldersche Oudheden I, 442 (Arnh. 1806); I.A. Nijhoff, Gedenkw.; A.J. Andreae, Het klooster ‘Jerusalem’ of ‘Het Gerkesklooster’ (Kollum 1890); archief ‘Gerkesklooster’ (Rijksarchief te Leeuwarden).
Kooperberg