[Golius, Petrus]
GOLIUS (Petrus) of van Gool, ongeschoeide carmeliet onder den naam: Celestinus a S. Liduina, geb. te 's Gravenhage in 1597 overl, te Suratte 1672; zoon van Dirk Dirksz. Golius, rentmeester der leenen van Holland, en van Anna Hemelaer. In Antwerpen opgevoed door zijn oom, den kanunnik Jan Hemelaer, werd hij katholiek in 1613, later carmeliet. In 1639 werd hij gezonden naar Syrië. Hij bleef eerst 14 maanden de gast van den ned. gezant Cornelis Haga en volmaakte zijn kennis van 't arabisch. Van 1639-1660 werkte hij te Aleppo en op den Libanon. In 1660 werd hij professor te Rome in de arab. taal en oostersche letterkunde. Naar Malabar op een visitatie-reis zijnde, overleed hij te Surate.
Hij vertaalde in 't arabisch: Thomas à Kempis, de Imitatione Christi lib. 4 (Roma 1663), en de Imitatione Christi, armenice (Roma 1674). Door zijn toedoen vooral werd in 1671 de vulgata in 't arabisch overgezet. Verder nog: Leven v.d.H. Theresia in 't arabisch. Uit het arab. in 't latijn: Parab. et Sententiae Script. arabic.
Voor verdere werken zie: Studiën XVII, 277; XXIV, 302; Volksalm. v. Ned. Kath. 1885, 264; Bibl. Carmelitana I, 305; Foppens, Bibl. belgica 514 en 1136; F. Boulart, Apologie voor Th.à Kempis.
C. de Boer