derlijk het licht onder den titel: Gedichten en rijmen (herdrukt en vermeerderd in 1856 en 1864). Geprezen door de Gids, bezorgden zij hem den naam van geestig zanger en werden ze later door andere dichtbundels gevolgd, die in 1874 tot één geheel vereenigd werden. Daarin munten vooral uit: ‘Jan de Rijmers tocht naar den zangberg’, ‘de
Cholera’, ‘de stille ronde, een soldatensprookje’ en ‘het vliegend schip, vaderlandsche legende’. Behalve gedichten schreef hij ook historische romans, vertaalde en eigene - bekend is zijn ‘1812’ van Rellstab - en redigeerde hij bijna 40 jaren het populaire tijdschrift de Huisvriend, Gemengde lectuur voor burgers in stad en land (1843-1882). Voorts was hij een verdienstelijk schrijver van schoolen leerboeken voor de jeugd. Maar zijn grootste waarde schuilt in zijn kinderversjes. Ieder kind kende zijn ‘Hondje, zit op!’, ‘Ach, zie ons vogeltje is dood’, ‘Twee oogen heb ik tot mijn wil’, ‘Toe toch, zeg mij, liefste moeder’, ‘Mijn klein ondeugend popje’ en zooveel andere lieve deuntjes en liedjes. De mooiste vindt men bijeenverzameld in het Fabelboek en in het Nieuw Fabelboek. ‘Oom Jan’ was zijn geliefde naam bij 't jonge volkje. Zelf kinderlijk van aard, bezat hij in hooge mate de gave om in de ziel der kinderen te lezen; hij voelde zich in hunne wereld geheel te huis. Bekend zijn ook Goeverneurs Keesiade, een heldendicht (1878); zijn Overal heen! leesboek ter bevordering van natuur-, land- en volkenkunde (7e dr.); zijn Kinderschat, een leesb. voor de jeugd, waarvan onlangs de 17e druk verscheen; Daar was ereis, sprookjes en vertelsels met gekleurde platen (4e dr.); Bij Saartje, nieuw sprookjes- en vertelselboek (3e dr.); Vijftig kinderspelen (2e dr.) en Vertelsels uit het wonderland (2e dr.). Als kinderdichter heeft G. zich een onverwelkbaren krans om het hoofd gevlochten, getuigt de schrijver van onderstaand levensbericht van hem.
Zijn portret is op steen geteekend door G.J. Thieme en voor Eigen Haard in hout gesneden door Smeeton Tilly.
Zie: W. Hecker in Levensber. Letterk. 1889, 376; W.J.A. Jonckbloet, Gesch. der Ned. Letterk. 4e dr. door C. Honingh (1892) VI, 224; C. Busken Huet, Litt. Fantasieën VIII, 18: ‘Over kinderboeken’; Autobiographie in Noord en Zuid 1899, 53.
Zuidema