[Goch, Jacobus]
GOCH (Jacobus), de Goch, overl. 9 Jan. 1484, en begraven te Windesheim. Na ‘lector terciariorum’ van de school der fraters te Zwolle geweest te zijn, ging hij naar Windesheim, doch bleek tegen de daar geldende kloosterregelen niet bestand. Na de priesterwijding te hebben ontvangen, nam hij op raad van den prior van Windesheim de leiding der zusters te Ten Bosch op zich. Als hun confessor ontmoeten wij hem tot zijn dood. Sinds 1477 was hij nonnenpater in het klooster O.L.V. van Nazareth in 't Gein. Tusschen 1448 en 1483 fungeerde hij als ‘publicus imperiali auctoritate et ordinaria admissione notarius’. De kroniek van het fraterhuis te Zwolle vermeldt, dat hij gewoon was alle acten daarvoor te maken, zelfs dikwijls gratis zijn diensten verleende. Of Jacobus Goch, die 31 Oct. 1432 in de keulsche matrikels is geplaatst, dezelfde is, durf ik, bij het veelvuldig voorkomen van den naam, hetzij als familienaam, hetzij als plaats van herkomst aanduidend, niet beslissen. Ten onrechte vermeldt de kroniek van het klooster in 't Gein zijn sterfjaar als 1480.
Zie: Jac. Traiecti alias de Voecht Narratio, ed. Schoengen (Werken Hist. Gen. III, 13) 202-3 en register; Archief Aartsb. Utrecht VI, 215-221; Keussen, Matrikel der Univ. Köln I, 268, waar meerdere bronnen genoemd zijn. Voor den geslachtsnaam van Goch ook Bibliotheca Reform. Neerl. van Cramer en Pijper VI, 10.
van Kuyk