in 1588 predikant werd. In 1590 is hij door de stedelijke regeering, niet zonder klacht der doleerende gemeente, te Utrecht beroepen; hij stond er tot aan zijn dood. Daar heeft hij eene ‘remonstrantie’ aan de Staten gezonden en ook een ‘schriftelijck project van eene kerckenordeninge geraempt en aan hare E. overgegeven’. Helmichius noemt hem daarom een ‘servus hominum’. Arnoldus Cornelii, door Helmichius om raad gevraagd, spreekt van het ‘Gerobulische formulier’ en acht het ‘een falsificatie ende vervalschinge’ eene ‘stouticheyt Gerobuli’, die ‘slimme wegen’ bewandelt. Hierdoor zou de ‘separatie’ der utrechtsche kerken teweeggebracht en een provinciaal ‘polityck pausdom’ opgericht zijn.
Gerobulus heeft een geschrift geleverd, waarin hij den heidelbergschen catechismus verdedigt tegen Coornhert, eene vertaling van Beza's Commentaren op Job en van Bullinger's Huysboeck. K.F. Müller vermeldt hem als den vertaler van een der boeken van Hyperius. Voorts is van zijne hand verschenen: Th. de Bièze, De CL Psalmen Davids, ende der andere Propheten, verciert met schoone summarien, item met een paraphrase, mitsgaders de Gebeden Petri Martyris na eenen yegelicken Psalm. Waerby noch 14 andere Schriftuerlijcke Lofsangen. Wt de Latijnsche sprake (Leyden 1596, 2 dln.). In het archief der Deutsch-Ref.-Gemeinde te Frankfort (catal. no. 61) is van hem: Vier en vyftich Predicatien, over den Christelycken ende in Gods Woorts ghegronden Cathechismum, die in de kercken ende scholen deser Nederlanden ende der keur-vorstelijcke Paltz gepredickt ende geleert wort, door Balthazar Copius in de Hoochduytsche sprake uytghegheven, ende nu voor de tweede mael ende van nieuws op het Nederduytsch ghetrouwelijck overghesett door Joannem Gerobulum, Waer-by noch twee andere stucken ghevoecht sijn; namelijck verscheyden censuren ofte Berispingen over den selven Catechismum bij diversche Teghensprekers, tot verscheyden tijden uytghegheven ende met eene grondighe Beantwoordinghe van dien tsamen in een Corpus ghebracht, door den selven J.G.: Item een boecxken ghenaemt Huys-Tafel (bij Copium op 't nieuws vermeerdert ende verbetert) inhoudende veelderley schoone spreucken der H. Schrift, dienstelijck om alle staten der menschen haers Ampts te vermanen (Amst. 1590). Nog schreef Gerobulus: Bericht
voor de kranken (Amst. 1616). Van meer algemeen belang is voor den geschiedvorscher zijn zeldzaam maar nauwkeurig bericht over alle fundatiën enz. te Utrecht: Waerachtig verhaal van den staat der Gereformeerde kerke, die den zoone Gods binnen Utrecht door 't Evangelium vergadert wort, mitsgaders van alle andere mindere dingen, tot hulpe ende onderhoudinge van den zelven staat aldaar gebruikelijk en in train zijnde (1603).
Zie: Ypeij en Dermout, Gesch. der Ned. Herv. Kerk (Breda 1822) II, aant., 9 v.; Reitsma en van Veen, Acta I, 93; II, 127, 129 v., 140, 155; V, 1, 3-6, 9, 205, 207 v., 215, 221; Werken Marnix Vereeniging, serie III, dl. II, 185, 276; IV, 101 v., 111 v., 118 v.v., 147, 177; V, 263 v., 286, 289; T.A. Romein, Naaml. der pred. in Friesl. (Leeuw. 1888) 185; M.F. van Lennep, Gaspar van der Heyden (Amst. 1884) 99-101; H.Q. Janssen, Kerkherv. in Vlaanderen (Arnh. 1868) I, 124; dezelfde, De Kerkherv. te Brugge (Rott. 1856) I, 238 v.v.; II, 188 v.; Kerkhist. Arch. I (1855) 428 v.; 1858, 253 v.; 1898, 69; H.