[Geelhoed, Diederik]
GEELHOED (Diederik), onderwijzer, 6 Aug. 1772 te Schiedam geb. en 6 Febr. 1859 te Haarlem overl. Als knaap gaf hij blijk van veel lust en aanleg voor teekenen en schilderen, maar zijn leermeester Bazendijk haalde hem over zich aan het onderwijs te wijden. Zoo werd hij eerst kweekeling en in 1790 hulponderwijzer aan de armenschool zijner geboorteplaats, van waar hij twee jaar later naar Klundert ging. In 1793 werd hij hoofdonderwijzer in het Aalmoezeniershuis te Gouda en hier opende hij in 1796 een gewone ‘nederlandsche school’. Voortdurend veel werk van studie makende, legde hij 16 Dec. 1807 met goed gevolg het examen voor den ‘eersten rang’ af en was dus een der eersten die deze hooge onderscheiding, door de wet op 't lager onderwijs van 1806 in 't leven geroepen, verwierven. Toen in 1820 te Dordrecht een ‘departementale’ school werd opgericht (van wege het ‘Nut’), werd Geelhoed daarvan aan 't hoofd gesteld. Volle 20 jaren heeft hij daaraan met vrucht gewerkt. In 1840 gepensionneerd, sleet hij zijn laatste levensjaren te Berlicum, 's Hertogenbosch en Haarlem.
Van zijn geschriften noemen wij: Leesboek voor de hoogste klasse, strekkende om het geleerde op de school te behouden (1807); Aanleiding tot de kennis van de aarde, de menschen en de natuur (1810); Onderwijs in de behandeling der aardglobe (1818, 4e dr. 1863); Onderwijs in de behandeling der hemelglobe (1826) en Handboek dienende ter beantwoording der daarbij behoorende vragen, ter herinnering van het geleerde in de hoogste klasse van bijzondere of zoogenaamde burgerscholen in Nederland (1838). Verder Brieven over onderwijs in de Bijdragen voor onderwijs en opvoeding, en Verhandeling over de letter ij in onze taal in de Vaderl. Letteroefeningen van 1837.
Zuidema