[Frederik, erfprins van Hessen-Cassel]
FREDERIK, erfprins van Hessen-Gassel, geb. te Cassel 28 April 1676, overl. te Stockholm 5 April 1751, oudste zoon van Karel, landgraaf van Hessen-Cassel, en Maria Amalia, hertogin van Koerland. Hij trad 22 Juni 1706 in staatschen dienst als generaal der ruiterij en werd 8 Mei 1710 op commissie der Staten van Holland en Westfriesland benoemd tot kolonel van het ruiterregiment van den overleden luitenantgeneraal Nicolaas Dompré. Hij was eerst gehuwd geweest met Louise Dorothea, prinses van Pruisen, en hertrouwde in 1715 met Ulrica Eleonora, zuster van koning Karel XII van Zweden. Zijn tweede echtgenoot volgde haren broeder na diens dood (30 Nov. 1718) op als koningin van Zweden; zij liet hem grooten invloed op de zaken des lands en deed weldra te midden van vele intriges afstand van de regeering, waarop de zweedsche Rijksdag hem (24 Maart 1720) tot koning verkoos, als hoedanig hij er te midden van de twisten tusschen de partijen der franschgezinde Hoeden en russischgezinde Mutsen niet in slaagde de door de constitutie van 1719 zeer beperkte koninklijke macht te verheffen; hij gaf zich sedert over aan de genoegens van de jacht en het hofleven. Hij kreeg zijn ontslag uit staatschen dienst op 29 Oct. 1721. Zijne beide huwelijken bleven kinderloos; onder den door den vrede van Abo bevestigden russischen invloed werd in 1743 Adolf Frederik, hertog van Holstein-Gottorp, tot troonopvolger verkozen en deze volgde hem op.
Vgl.: E.G. Geyer, Geschichte Schwedens, Bd. III.
Blok