[Francis, Emanuel]
FRANCIS (Emanuel), geb. 7 Maart 1798 uit engelsche ouders te Alapé bij Koetsjin (kust van Malabar), overl. 3 Sept. 1880 te Delft, trad op jeugdigen leeftijd in britschen zeedienst, ging in 1815 tijdens het eng. tusschenbestuur over in burg. dienst op Java, en, bij het herstel van het ned. gezag, in ned. dienst. In ondergeschikten rang werd hij toegevoegd aan verschillende gouvernements-commissarissen (1821 Borneo, 1823 Palembang en Billiton, 1824 Zuid-Celebes). In 1825 werd hij benoemd tot ass.-resident; in 1831 tot commissaris voor Timor, in 1832 voor West-Borneo; in 1833 kreeg hij den rang van adjunct-commissaris voor de Buitenbezittingen. In 1834 trad hij op als resident van Sumatra's Westkust; in 1838 als id. van Rembang, in 1839 van Madioen. Na een verlof naar Europa werd hij in 1846 commissaris voor Menado, in 1848 inspecteur van financiën; drie jaar later verliet hij 's lands dienst en werd hij benoemd tot president van de Javasche Bank, welke betrekking hij gedurende 12 jaar bekleedde. Hij vestigde zich daarna te Delft.
Het Djatigesticht te Batavia, bestemd voor hulpbehoevende en verwaarloosde kinderen, dankt zijn ontstaan aan het initiatief van Francis.
Geschriften: Herinneringen uit den levensloop van een Indisch ambtenaar (Bat. 1856-60, 3 dln.) waarin verschillende artt. van zijne hand, vroeger in het Tijdschrift van Ned.-Indië verschenen, zijn opgenomen; De Regeeringsbeginselen van Ned.-Indië, getoetst aan de behoefte van moederland en koloniën (Leiden 1864); Beschouwingen over het ontwerp cultuurwet (Delft 1865); Open brief aan de vrienden van N.-I. (Delft 1867); Mijn beroep op het Ned. volk (Leiden 1869).
Zie over zijn arbeid ter Sumatra's W.K.: E.B. Kielstra, Sum. W.K. van 1833-35 en van 1836-40 in Bijdr. Kon. Inst. T.L. en Vk. v.N.I., 5e volgr. IV en V.
Kielstra