Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 1
(1911)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 883]
| |
zoon van den vorige, werd 7 Jan. 1603 secretaris en 1626 ook lid der vroedschap zijner geboortestad. In 1629 was hij als gecommitteerde der Staten in het leger voor 's Hertogenbosch en vervolgens in bezending naar Friesland en Gelderland. In Mei 1636 werd hij door de Staten gebracht op het drietal voor de betrekking van raadpensionaris, doch bedankte, zich onbekwaam verklarende, evenals de beide andere genomineerden. Hij werd in Augustus d.a.v. benoemd tot Raad en rekenmeester der domeinen van Holland en Westfriesland, en maakte zich als zoodanig, vooral voor de geldmiddelen van den lande, zeer verdienstelijk. Eveneens was hij lid van de rekenkamer van Z.-H. (eenige korte ms. aanteekeningen van hem als zoodanig uit de jaren 1651-1656 zijn in het bezit van prof. Blok te Leiden). 1646 werd hij ook meesterknaap van Holland. Hij maakte deel uit van de commissie van educatie van den Prins, in 1660 door de Staten van Holland benoemd op voordracht van de Prinses-Royale; nadat de benoeming dezer commissie in 1661 door de genoemde Staten ongedaan was gemaakt, werd in 1666 op verzoek der Prinses-Douairière een nieuwe commissie benoemd, waartoe Foreest ook behoorde. Hij was, althans in den stadhouderloozen tijd, een partijgenoot van wat men gewoonlijk de ‘Loevesteinsche factie’ noemt; zijn houding in de comm. van educatie, waarin hij altijd aan de Witt's zijde stond, bewijst dit afdoende. Hij was in Jan. 1607 gehuwd met Machteld Hendriksd. van Sonnevelt, begraven 22 Juni 1623, bij wie hij 2 zonen - één daarvan reeds in 1608 gestorven - en 3 dochters verwekte. Zijn in 1662 door A. Hanneman geschilderd portret is op het huis Nijenburg bij Heiloo. Bruinvis |
|