[Felix, Jan Wouter]
FELIX (Jan Wouter), invloedrijk rechtzinnig predikant, wiens nagedachtenis vooral in Friesland voortleeft, geb. 1824 te Leiden, overl. 29 Febr. 1904 te Utrecht. Zoon van een lakenfabrikant op de Oude Vest, zat hij als kind op de knieën van Bilderdijk, was hij catechisant van den waalschen predikant Ds. Moquette, studeerde te Leiden (ing. 10 Sept. 1842), huwde met Mej. de Mare, 13 Jan. 1848 bevestigd door Ds. J.J. Knap te Longerhouw, dat hem een tweede academie werd door den omgang met uitnemende Friezen als J.P. Eringa, S.J. Vellinga en Noordmans van Alingawier. Hij woonde met enkele dezer mannen in dat jaar de vergadering bij in het Odéon te Amsterdam onder leiding van Mr. Groen van Prinsterer. Hij was predikant te Opheusden (1851), Heeg (1853), Nieuwe Tonge (1860), Katwijk (1862), Utrecht (1864), waar hij 1 Jan. 1894 emeritus werd. Hij heeft veel gedaan voor de opwekking van nieuw positief christelijk leven in Nederland, vooral in Friesland en voor het herstel der Ned. Herv. kerk. Hij organiseerde de friesche ‘Waarheidsvrienden’ in een ‘Provinciale Vereeniging’, welker program hij in 1854 opstelde. Op een groot aantal plaatsen wist hij uitstekende agenten en correspondenten te verkrijgen. Overal werden ressorts-vergaderingen gehouden, waarin de Heilige Schrift en de belijdenis der Kerk werden onderzocht. Een nieuw, geestelijk leven ontwaakte. De jaarvergaderingen te Leeuwarden waren gloriedagen. Felix mag dan ook een der vaders van het friesche Réveil genoemd worden. Hij gaf bij zijn vriend Bokma, uitgever te Heeg, een menigte gereformeerde geschriften uit, die hij van een voorrede voorzag (b.v. de geschriften van J. Owen, Ambrosius e.a.). Van zijn eigen leerredenen zagen vele het
licht, meest verschenen bij J. Campen te Sneek en bij Bokma te Heeg en Bolsward. Hij schreef in de Evangelische Schatkamer (1857), hij redigeerde het Kerkelijk Maandblad, het orgaan der Prov. Friesche Vereeniging, dat 7 Juni 1855 verscheen en 1865 in een Kerkelijk Weekblad veranderde (onder redactie van Dr. G.J. Vos), waaraan hij vaste medewerker bleef. Hij was een der oprichters der ‘Confessioneele Vereeniging’, in welker hoofdbestuur bij jaren lang zitting had als secretaris en voorzitter. Hij werkte mede aan de oprichting der Vrije Universiteit en voerde als president-curator het woord in den dankstond aan den avond van den inwijdingsdag (20 Oct. 1880). Van den beginne af verschilde hij in