[Fangman, Herman]
FANGMAN (Herman), predikant bij de ned. herv. Kerk, 24 Mrt. 1793 te Hoorn geb. en 17 Aug. 1879 te Oosterbeek, onder Renkum, overl. Na de latijnsche school zijner geboorteplaats te hebben afgeloopen, werd hij in 1811 student te Leiden, waar hij zich eerst in de letteren, later in de theologie bekwaamde. In 1817 werd hij, na afgelegd proponentsexamen, eerst predikant te Hemmen, in 1821 te Edam, in 22 te Schiedam, in 31 te Middelburg en in 33 te Leiden, waar hij in 1867, na ruim 50-jarigen dienst, het predikambt neerlegde. Zijn studie in de letteren, waarin hij het candidaats-examen had afgelegd, was hem zoo bijgebleven, dat hij nog op zijn ouden dag Caesar, Erasmus en Seneca las. Fangman was gehuwd: 1o. met mej. P.A. van Assendelft; 2o. met Wilhelmina Noorduyn uit Nijmegen, overl. in 1843; 3o. met Aegidia Cornelia Gillissen, wed. Lisman, overl. 1858. In 1833 werd hij tot lid van de Maatsch. der Ned. Letterk. benoemd en jaren lang was hij te Leiden voorzitter van het classicaal bestuur. Geschriften heeft hij weinig nagelaten; wij noemen alleen zijn vertaling van J.F. Bruch's Etudes philosophiques sur le Christianisme (1851). H. Ringeling en J.P. Berghaus hebben zijn portret op steen geteekend.
Zie: Levensber. Letterk. 1880, 43.
Zuidema