Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 1
(1911)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 843]
| |
loopen (1852-55), vervolgens te Deventer (1855-77). In laatstgenoemde stad was hij tevens als bibliothecaris van de athenaeum-bibliotheek, als lid v.d. plaatselijke schoolcommissie, als secretaris v.d. commissie v. toezicht op 't M.O. en als hoogleeraar in de hebreeuwsche taal ijverig werkzaam. In 1877 werd v.E. benoemd tot inspecteur van 't lager onderwijs in de prov. Noord-Holland en in 1880 tot schoolopziener in 't district Haarlem (de betrekking van provinciaal inspecteur was bij de schoolwet van 1878 afgeschaft). In 1886 volgde hij dr. M. Salverda als inspecteur bij het middelb. onderwijs op, welk ambt hij tot zijn dood is blijven bekleeden. Van zijn vele geschriften noemen wij: Hendrik Voes, Tafereel uit de Geschiedenis der martelaren voor de Evangelische godsdienstvrijheid (1854); Een nieuwe lap op een oud kleed (1862); Catalogus Bibl. publ. Daventriensis, pars altera (1864); De Hebreeuwsche leerstoel te Deventer (1868); Het Openbaar lager onderwijs voor Europeanen in Neerl. Indië (1870) en Hoofdonderwijzersnood (1885). Van 1864-75 redigeerde hij met Dr. W.J. Bok het tijdschrift Vaderlandsche Letteroefeningen. Verder schreef hij een aantal bijdragen in proza en poëzie in almanakken, jaarboekjes enz., soms ook onder het pseudoniem W. | |
[pagina 844]
| |
Bivé (de voorletters van zijn naam, W.B.J.v.E.). Zie: Levensber. Letterk. 1899, 63. Zuidema |
|