[Eigeman, Jacob]
EIGEMAN (Jacob), zoon van Jacob E., geb. te Leiden 8 Jan. 1833, gest. te Teteringen 10 Nov. 1902. 24 Mei 1853 ingeschreven als student in de theologie te Utrecht werd hij 3 Oct. 1859 tot candidaat bevorderd, 2 Nov. 1859 te Oud-Loosdrecht beroepen en 4 Maart 1860 aldaar bevestigd. 2 Dec. 1862 werd hij naar Zevenbergen beroepen en 25 Maart 1863 bevestigd. 18 Febr. 1866 deed hij zijn intrede te Delftshaven en daarna werd hij 1 Juli 1878 beroepen te Dordrecht in de plaats van Ds. G.A. Rademaker, die naar's Gravenhage vertrokken was. Hij werd 9 Sept. d.a.v. bevestigd. Tengevolge van kerkelijke oneenigheden werd hij eenigen tijd in zijne bediening geschorst. 4 Maart 1900 herdacht hij zijn 40-jarige ambtsbediening met een leerrede, uitgesproken in de Groote kerk, ten titel hebbende: Een stoutmoedige verklaring, die tot een ootmoedig gebed leidt, leerrede naar aanleiding van 2 Tim. 4 vs. 7-8. Gedurende zijn verblijf te Dordrecht stichtte hij er het centraal weeshuis ‘Bethel’, dat evenwel later werd opgeheven. Hij was voorts redacteur van het orgaan, door dat weeshuis uitgegeven, ook Bethel genaamd, van de Zondagsbode en schreef verschillende stichtelijke werkjes. In 1902 werd hij emeritus, en vertrok in Juli 1902 naar Teteringen.
Hij huwde te Leiden 15 Febr. 1860 Maria Catharina Tieleman.
van Dalen