kunde aan het athenaeum te Franeker bedankt te hebben, werd hij in datzelfde jaar in diezelfde vakken als hoogleeraar aan het athenaeum te Deventer aangesteld, welke waardigheid hij aanvaardde met een redevoering: de praecipuis causis Ethicae christianae a plurimis Christianis nimis neglectae (Deventer). In 1805 na het vertrek van den hoogleeraar J.H. Pareau naar Harderwijk werd hem het geheele onderwijs in de godgeleerdheid opgedragen. In zijn vrijen tijd tevens ijverig beoefenaar van onze vaderlandsche letterkunde werd hem in 1816 bij zijn godgeleerd professoraat tevens een in de nederlandsche taal- en letterkunde aangeboden, dat hij na eenige aarzeling aannam en 16 Jan. 1817 aanvaardde met eene Redevoering over het aanbevelenswaardige van de beoefening der Nederlandsche Letterkunde (Dev. 1817). Tot 1828 bleef hij bij dit alles nog zijn ambt van predikant bij de hervormde gemeente te Deventer bekleeden. Hij stierf 11 Maart 1830 na 16 Febr. nog vol jeugdig vuur de feestrede gehouden te hebben bij de herdenking van het 2e eeuwfeest van het athenaeum te Deventer. Hij was 2 maal gehuwd, 1o. met Gerarda Cornelia Allard; 2o. met Walrandina Sophia Louisa van Hooff.
Van Eck was een uitmuntend, welsprekend predikant, die met weinig woorden veel wist te zeggen en door stem en houding een grooten invloed op zijne hoorders uitoefende. In moeilijke jaren van burgertwisten in Deventer gekomen, had hij in den beginne wegens zijn verlichte denkwijze met vele vooroordeelen te kampen; doch rustig zijn weg gaande, wist hij die langzamerhand alle te overwinnen. Zijn werkzaamheid als predikant kan niet te hoog worden aangeslagen. Ook als hoogleeraar aan het athenaeum te Deventer wist hij door zijn boeiende voordracht vele hoorders te trekken; hij moet onder de beste professoren gerekend worden, waarop het athenaeum zich kan beroemen Hij was lid van de Mij. der Nederl. Letterkunde, van de Holl. Mij. van Wetenschappen te Haarlem en van het Provinciaal Utrechtsch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen.
Behalve de beide reeds genoemde redevoeringen zagen van hem nog het licht: de Des. Erasmi in doctrinam moralem meritis, redevoering gehouden in 1804 bij de nederlegging van het rectoraat van het Athenaeum; Leerrede ter gelegenheid van het plechtig dankuur gehouden 26 April 1814 (Deventer 1814); Leerrede den 15 Febr. 1815 gehouden na den dood van den hoogleeraar Mr. J.O. Sluiter (Deventer 1815); Leerrede gehouden den 5en Juli 1815, dankdag na Waterloo (Deventer 1830); Synodale redevoering gehouden te 's Gravenhage 1818 bij de opening van de Alg. Synode der Hervormde Kerk tegen de invoering van nieuwe uiterlijke plechtigheden in de Protestantsche Kerk (in het duitsch vertaald door Fliedner, predikant te Keizersweert); Leerrede to afscheid van de Hervormde Gemeente 27 Jan. 1828 (Deventer 1828); Tiental Leerredenen (Deventer 1829, herdrukt 1831 nogmaals herdrukt 1853); Het tweede Eeuwfeest van het Athenaeum Illustre te Deventer in vereeniging met Mr. P. Bosscha (Deventer 1830).
Zie: P.C. Molhuysen, Ter nagedachtenis aan C.F.v. Eck in Godgel. Bijdragen IV, 402; A. Verwijs, Hulde aan de nagedachtenis van C.F.v. Eck (Deventer 1831); Handelingen Letterk. 1830, 19-32; C. Fransen v. Eck en P. Bosscha, Het tweede Eeuwfeest van het Athenaeum Illustre 123-126 (Deventer 1830).
H. Kronenberg