[Eck, Daniël van]
ECK (Daniël van), verdienstelijk rechtsgeleerde en staatsman, 28 Mei 1817 te Hontenisse geb., 13 Mrt. 1895 te 's Gravenhage overl., broeder van Adriaan (kol. 783). Na te Leiden gestudeerd te hebben en ald. 16 Jan. 1841 gepromoveerd te zijn op een Spec. jurid.inaug: continens Quaestiones e libro I Codicis civilis Neerlandici, vestigde hij zich te Middelburg als advocaat en werd in Febr. 1849 door 't hoofdkiesdistrict Sluis tot lid der Tweede Kamer der Staten-generaal gekozen. Dit was aanleiding, dat hij zich in den loop van dat jaar metterwoon in den Haag ging vestigen, alwaar hem weldra een drukke rechtspraktijk wachtte en waar hij ook in andere opzichten een zeer werkzaam aandeel in 't maatschappelijke leven nam. Toch was het vooral het politieke leven van zijn tijd, waaraan v. Eck met hart en ziel deel nam. Werkzaam van aard en uit overtuiging de liberale beginselen toegedaan, stond hij in en buiten de Kamer altijd op de bres om de constitutioneele rechten en vrijheden van ons volk te verdedigen. Onder geen voorwendsel onttrok hij zich aan den strijd. Bijna 34 jaar, van 1849 tot 1884, is van Eck lid van het parlement gebleven (van Aug. 1850 af als afgevaardigde voor 't hoofdkiesdistrict Middelburg) en al dien tijd heeft hij zich als een trouw aanhanger en warm verdediger der liberale beginselen doen kennen. Volgeling van Thorbecke, bleef hij toch ‘met echt zeeuwsche rondborstigheid in de eerste plaats zichzelf, ook in de politiek. Recht door zee was de leus die steeds bij hem in eere was’. Door zijn kunde en karakter nam hij in en buiten de Kamer velen voor zich in en oefende hij een grooten invloed uit. Als volksvertegenwoordiger en als pleitbezorger had hij een zeer bekenden naam. Wars van den oorlog, stelde
van Eck zich in 1871 aan de spits der oprichters van den Nederlandschen Vredebond, waarvan hij vele jaren voorzitter was en in welks