Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 1
(1911)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 766]
| |
tot organist van de Groote kerk te Haarlem (Bouwsteenen 1, 13, 65); in 1670 bedroeg zijn jaarlijksche bezoldiging 900 £ en 10 £ voor stadskleeding. In zijn huwelijksinschrijving te Velsen met Catharina Brouwers, jongedochter van Haarlem (14 Mei 1656), wordt hij genoemd jongeman van Utrecht (A. van der Willigen, Haarlemsche schilders (Haarl. 1866) 104); uit dit huwelijk werd geboren een zoon Cornelis (ged. te Haarlem 25 April 1660), bekend als schilder. Bij een bezoek, dat de Prinses-Royale en de latere stadhouder Willem III met een gevolg van 266 personen in Juni 1660 aan Haarlem brachten, verleende hij zijn diensten als ‘musicijn’ (M.G. Wildeman, Nassau en Oranje-Nassau te Haarlem (Haarl. 1898) 78; Eigen Haard 1904, 812; vgl. Schrevelius, Harlemias (Haarl. 1754) 524). Als organist was hij werkzaam aan de verbetering van een orgelregister, wellicht met medehulp van den orgelmaker B. van Loon te Haarlem (vgl. advert. in Opr. Haarl. Cour. 13 Juli 1686; een desbetreffende advertentie (Opr. Haarl. Cour. 23 Febr. 1686) geeft aanleiding te gelooven, dat de cornet (labiaal) door hem uitgedacht en in practijk gebracht is (J.W. Enschedé, Gerardus Havingha (Amst. 1908) 20, 60; Rott. Jaarboekje 1911, 164, 165). Als orgelexpert trad hij op in 1686 als mede-keurmeester van het nieuwe orgel in de Westerkerk te Amsterdam (J. Hess, Dispositien (Gouda 1774) 9). Door F. Snellinx werden vier lofdichten op hem vervaardigd (Klioos Kraam, Tweede opening (Leeuw. 1657) 47 vlg); in het tweede wordt zijn spel vergeleken met dat van Corn. Helmbreecker en J.P. Sweelinck. Tijdens zijn haarlemsch officie werd in den toren der Groote kerk en in den toren der Bakenesserkerk een nieuw klokkenspel gehangen (Contract dd. Jan. 1658 met Fr. Hemony bij F. Allan, Gesch. en beschr. van Haarlem (Haarl. 1883) III, 304), waarvan hij eveneens de bediening had en werd op zijn voorstel bij besluit van burgemeesteren van 30 Aug. 1662, thans voor goed, het orgelspel ter begeleiding van het psalmgezang aangewezen, daar de eerste poging daartoe gedaan in 1650 tijdens het organistschap van Cornelis Helmbreecker (Res. van Burg. van Haarlem 17 Febr. 1650) om redenen van localen aard mislukt was. Familieverwantschap met Vincent Dusart, 9 Jan. 1660 genoemd als zangmeester van de collegiale kerk te Lierre (E.G.J. Gregoir, Histoire de la facture et des facteurs d'orgue (Anvers 1865) 80) blijkt niet. G.D.J. Schotel noemt hem in zijn Letter- en oudheidkundige avondstonden (Dordr. 1841) 75, 116, en localiseert hem ten onrechte te Dordrecht (Een keizerl. stadhouderl. en koninkl. bezoek in de O.L. Vrouwe kerk te Dordrecht (Amst. 1859) 58; De Oude tijd 1870, 206); zijn bericht (t.a.p.) dat hij geschreven heeft een Onderwijzing van de handfluit berust op een verkeerde citatie van zich-zelf, bedoelende de Onderwyzinghe ... op de handt-fluyt ... door G. van Blanckenburgh, organist der stadt Gouda (Amst. 1654). Het bericht in A.J. [Antony Janssen], Zederymen bestaande in zangen en gedigten (Amst. 1656) voorwerk, blad 7, dat een aantal daar genoemde zangen zijn ‘gestelt door Mr. I. Duzart, orgelist der Stede Haarlem’ sluit niet in, dat deze in dit liedboek afgedrukte zangmelodieën ook door hem gecomponeerd zijn; alleen de melodieën van Kenteiken des haats: O ghy, die, veerdigh in verdoemen (p. 164); Psalm VI: De zonden baren plagen (p. 208); Psalm XXXII: Benaautheit groeit door 't groeijen (p. 211); Psalm XXXVIII: | |
[pagina 767]
| |
Wilt der zonden straf besnoeyen (p. 214); Psalm CII: Neig goetgunstich uwe oogen (p. 222) en De wijsheit sterft daar zonden leven (p. 266), mogen hem worden toegeschreven, de andere niet anders zijnde dan omwerkingen van bestaande zangwijzen. In 1653 verscheen bij Paulus Matthysz. te Amsterdam zijn Zang-wortel en gheestelyke spruit, bestaande in verscheide zang-stukken, met 2, 3, 4 en 5 stemmen, en een ghemeen grondtgheluit, door hem opgedragen aan Constantijn Sohier. Voor zoover het eenige bekende stemboek, nl. de hoogstem (Verzam. Enschedé) een oordeel toelaat, is hij in dit opus een aanhanger der principes van zijn stadgenoot Joan Albert Ban (Vgl. Correspondance et oeuvre musicales de Constantin Huygens, publiées par W.J.A. Jonckbloet et J.P.N. Land (Leid. 1882) xxxvi-cxlv, ccxciii). Zijn opvolger was Sybrandus van Noort, aangesteld 8 Jan. 1692 (Bouwsteenen I, 65). Enschedé |
|