St. Marie te Utrecht, werd hij onder het 1e rectoraat van Arnold van Cloetinghe (1426-27) te Keulen als stud. kanoniek recht ingeschreven, toen tevens den titel magister voerende. Weinig jaren later komt hij voor als doctor decretorum, later als decanus van St. Marie te Utrecht. Van zijn verdiensten als rechtsgeleerde is niets bekend, al wordt hij ‘jurista valens’ genoemd. Meer bekend is het prachtwerk, thans berustende in de universiteitsbibliotheek te Utrecht, dat hij op zijn kosten door Jacobus van Enkhuizen, lid van het Fraterhuis te Zwolle, in de jaren 1464-1476 liet samenstellen. Het bevat in groot minuskelschrift met vele versieringen den geheelen bijbel, en omvat 6 deelen.
Zie: Drakenborch, Aanh. Kerk. Oudheden v. Nederl. (1744) 267 (die hem ten onrechte Droom noemt); Keussen, Matrikel der Univ. Köln I, 228; Schoengen, Jac. Traiecti al. de Voecht Narratio (Werken Hist. Gen. III, 13) 191-192, 353; Catal. Cod. M.S. bibl. Ultraj. I, no. 31; J.F. van Someren, Utr. Universiteitsbibliotheek (1909) 96; Denifle et Chatelain, Auctarium Chart. Univ. Par. II, 219, 242-3.
van Kuyk